Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 dagelijkse en vanaf 1 januari 2020 wekelijkse, maar daarna toch weer iets vakere rubriek met gedichten en gedachten daarover. Het levensmotto blijft: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links naar het volgende. Handiger zijn deze links: daarmee ga je naar de 
inhoudsopgaven van 2024-1 (A t/m K) en 2024-2 (L t/m Z), 2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z), 
2022-1 (A t/m K), 2022-2 (L t/m Z) 2021-1 (A t/m K), 2021-2 (L t/m Z), 2020-1 
(A t/m K), 2020-2 (L t/m Z), 2019, 20182017 en 2016.

Week 33 - Ed Leeflang: Afkomst

zondag 19 augustus 2018

Dat jullie het zomaar oorlog lieten worden,
dat jullie ruiten beplakten en geen
antwoord hadden op sirenen en dat jullie
mij al hollend niets voor mijn angst
konden geven en dat ik aan jullie
niets anders dan angst heb kunnen ontlenen
in die vijf dagen,

ik heb dat mezelf en jullie
misschien moeilijk of zelfs niet vergeven.
En wij hebben niets anders meegemaakt
dan granaatscherven in de goot.
Ik wilde eigenlijk wel worden geraakt
en van minachting vermist zijn of dood.

Mijn gestorven, verstandige ouders waren
bonnenplakkers en nog voor iemand gered moest
ontmoedigde helden. Ik liep met mijn vader
door de stad die onwezenlijk stil was
van Stalingrad. Pas veel later miste ik
de hartstocht en wanhopige drift,
als hij zulke dingen vertelde.

Niet fout, onmachtig, zorgelijk
als allen zijn jullie in Nederlandse 
grond gevallen, mensen met kleren
en hyacinten.

Eens wou ik die afkomst uit.
Eert uw vader en moeder.
Zondags maakte ik voor jullie
beschuit en lag in bed
tussen jullie in.

Bij brood leefde onze gezindte.
Ik wist niet anders of wij hoorden
bij de straat. 
Onze wereld had geen duidelijk eind
en – erger – geen begin. 

1979




Nog een bundel óver poëzie: Nu alles voorbij is, begint wat voorbij is opnieuw. De doorwerking van de Tweede Wereldoorlog in de Nederlandse poëzie. Het is de publieksuitgave van het proefschrift van Liesbeth Vonhögen-Geertsema (1954), die zes jaar onderzoek deed naar gedichten over de tweede wereldoorlog. De 2.791 titels die deel uitmaken van het onderzoekscorpus uit deze studie - gedichten over de Tweede Wereldoorlog die gepubliceerd zijn tussen 1940 en 2005  – zijn niet in het boek opgenomen, maar terug te vinden op de website van Uitgeverij Verloren, zowel alfabetisch op naam van de dichter als chronologisch op het eerste jaar van publicatie (raadpleeg hier)

Van de achterflap:
De Tweede Wereldoorlog is een  belangrijk onderdeel van ons collectieve geheugen. Het is dan ook niet vreemd dat dit thema een significante rol speelt in de poëzie. Uit dit boek blijkt echter dat het om veel meer gedichten gaat dan altijd is aangenomen. Honderden dichters hebben er in hun werk aan gerefereerd. Liesbeth Vonhögen heeft een chronologische en thematische indeling van deze oorlogspoëzie gemaakt en onderscheidt daarbinnen tijdgedichten, herdenkingsgedichten, individuele herinneringsgedichten, collectieve herinneringsgedichten, gedichten over slachtoffers, schuld en een tot dusver onderbelicht gebleven type oorlogspoëzie, de fotogedichten. 
Naarmate de afstand tussen bevrijding en eigen tijd groter werd, veranderde de manier waarop er over de oorlog werd geschreven en werden nieuwe accenten gelegd. Herdenken kreeg een element van protest, slachtoffers, trauma en schuld kwamen naar boven, er kwam ruimte voor ironie en de geschiedenis werd herschreven. Nu alles voorbij is, begint wat voorbij is opnieuw laat zien dat de Tweede Wereldoorlog nooit overgaat: ze ligt verankerd in de poëzie.

Die lijstjes op de website vind ik net zo interessant als het boek zelf. Bijvoorbeeld om te constateren dat een derde deel van die bijna drieduizend gedichten is geschreven tussen 1945 en 1946. En natuurlijk om te kijken of het klopt dat ik in het boek zoveel titels mis. Ik lees op de website dat 3.903 dichtbundels zijn onderzocht op oorlogsgedichten: Hiervoor is een model in fasen opgesteld waarbij de tekst het uitgangspunt vormt. De eerste fase houdt in dat onderzocht is welke woorden in het gedicht ondubbelzinnig naar de Tweede Wereldoorlog verwijzen. Als er geen directe verwijzingen voorkomen wordt in de tweede fase bekeken of woorden of woordgroepen in samenhang de het toch gelezen kan worden als een oorlosgedicht. Maar waar zijn de liedteksten? Die van Willem Wilmink (zoals Als het net even anders was gegaan, Ben Ali Libi en Oorlog) doen wel mee, maar die van Hans Dorrestijn (denk alleen al aan Oorlogswinter) en Jan Boerstoel (zoals Oudgeworden Nazibeulen) niet. En Willem Wilmink mis ik dan juist weer in het hoofdstuk over een tot dusver onderbelicht gebleven type oorlogspoëzie: gedichten die gemaakt zijn naar aanleiding van een oorlogsfoto (zie onder het gedicht). Want waar is zijn tekst Een Foto (beluister en bekijk hier):

Van die razzia's zijn foto's: 
Jonas Daniël Meijerplein,
waar de Duitse militairen 
joden aan het treiteren zijn. 

Een bange man met keurige schoenen, 
lange jas en vlinderdas, 
wordt over het plein gedreven 
of het naar een veemarkt was,

Drie Duitse soldaten staan er 
met een spottend lachje bij 
en daar kijkt een vierde Duitser, 
misschien toch beschaamd, opzij.

Stel je voor, je zag die foto 
van de man met vlinderdas 
en je zou opeens ontdekken 
dat het je eigen vader was.

Soms moet ik er ook aan denken 
hoe ‘t die andere zoon vergaat,
die ontdekte: kijk, mijn vader 
is die lachende soldaat.



Maar het meest mis ik toch Ed Leeflang, van wie de onderzoekster slechts drie oorlogsgedichten heeft kunnen traceren. Daarom begon deze rubriek vandaag met hem. Een van de vergeten gedichten.

Archief 2018