zondag 31 augustus 2025
Over ontroering
een vrouw vertelt mij
dat ze op het strand bij Rockanje
van heel dichtbij een zeehond zag
die met zijn gevinde hand
naar haar leek te wuiven
en hoe ontroerd ze wel was
want haar pas overleden man
had altijd iets met zeehonden gehad
en dat ze diezelfde dag op een kalender
toevallig een gedicht las dat ik eerder
schreef omdat ik zo ontroerd was toen
bij het strand van Haamstede
ooit een zeehond net zo wuifde
en dat ze lezend zo ontroerd werd
dat ze me dit wel moest schrijven
en dat ik dit nu lees
en zo ontroerd ben
dat ik het haar schrijf
2015
Vervolg van vorige week.
Dit is het openingsgedicht van Aanrakingen. Het gaat vooraf aan vier afdelingen. Toch staat Over ontroering niet helemaal geïsoleerd, want aan het slot volgen drie gedichten die Marc Tritsmans aanduidt met nogmaals over de ontroering.
Dat de bundel over de ontroering, de aanraking, gaat, schreef ik vorige week al. Van het achterplat: Je zou kunnen zeggen dat het de kern vormt van ons bestaan: aanraken en aangeraakt worden, in alle betekenissen. Alleen in het gedicht van vandaag valt het woord ontroerd al vier keer.
In gedichten als Over ontroering doet Marc Tritsmans mij aan Toon Tellegen denken. Ook een dichter die je weet te raken met prachtige verhaalconstructies compleet met treffende beelden en verrassende wendingen, terwijl de inhoud soms net iets te veel bedacht, gekunsteld binnenkomt. Dan is het poëzie die raakt door de kracht van de techniek, maar waarbij je de klap al ziet aankomen en de keuze hebt die dankbaar te ontvangen of simpelweg te ontwijken. Ik hou meer van onverwacht rake klappen.
Is dit kritiek? Ja. Op zo’n tien van bijna vijftig gedichten van Tritsmans’ bundel. Maar daar staat veel moois tegenover. Zoals binnen de reeksen met in totaal wel twintig thematische gedichten, die steeds een korte toelichting krijgen. Hij verdicht tragische gebeurtenissen uit het nieuws, waaronder een recent busongeluk met Vlaamse schoolkinderen en de historische bombardementen in 1945 op Hiroshima en Nagasaki.
Meestal blijft hij dichter bij huis. Zo lezen we een gedicht voor ouders die een kind verloren en hij beschrijft zijn beleving bij het zien van een breekbare prent van Egon Schiele. Een aantal keren memoreert hij een familielid: de doodgereden huishond, zijn stervende overgrootmoeder, zijn moedige grootmoeder, zijn gestorven lievelingsoom en zijn vader met alzheimer.
De reeks Klein afscheid (zie hier) stond op zichzelf; dit vader-gedicht maakt deel uit van de afdeling met opgetekende tweede-wereldoorlog-herinneringen.
5 april 1943 [*]
maar hoe kan ik, die godzijdank
en tot nu toe niet dichter bij dit
onheil kwam dan duizend mijl
iets vertellen wat er nog toe doet
behalve dan dat mijn vader die
vandaag zelfs is vergeten dat hij is
nog jaarfijn alles weet over bommen
Amerikaanse dan nog wel, en hoe ze
op die lentedag – zeg nu zelf: je bent zestien
en het is lente! – zijn dorp van de kaart
veegden en zijn leven sindsdien nog
enkel gekanteld lieten verdergaan
met de stinkende gruwel van talloze
bekenden onder rokend puin zo diep
in neus en gebeente opgesloten
dat zelfs de meest gevreesde, meest
zorgvuldige aller opruimers voor het eerst
en voor het laatst de handdoek gooit
[*]
Uit de toelichting van Marc Tritsmans: Op 5 april 1943 werd de Duitse Erla-fabriek in Mortsel gebombardeerd door de geallieerden. De meeste bommen misten echter doel en kwamen terecht in de woonwijken rondom de fabriek. Die dagen vielen er 936 doden en 1342 gewonden. Mijn vader, die dit meemaakte, overleed op 22 juni 2013 na een jarenlang gevecht tegen alzheimer. De oorlog en dit bombardement waren de enige dingen die hij niet vergat.
Het dichtst bij zichzelf komt Tritsmans in het gedicht Rakelings dat (ik citeer) de weergave is van een ‘droom’ die hij had tijdens een kunstmatig coma. Mooi, met weer dat raken in de titel.
Rakelings
Onhoudbaar naar beneden glijd ik
als drijfzand opent aarde zich
en ik weet dat ik me niet verzetten moet
nooit eerder voelde ik zo’n diepe rust
deze dood, dit sterven: dat is hoe het gaat
en dat ik vanaf nu weer zal kunnen praten
met al die mensen die ik nooit heb kunnen missen
want kijk, ze staan hier allemaal rondom me
ik raak hen aan, hoor hun vertrouwde stemmen
dit is waar we al zo lang naar hebben verlangd
maar een snelle pijl doorboort alsnog mijn hart
als ik zie dat al wie ik levend nog liefheb, gebogen
pratend over mijn dood, mij de rug toekeert en
me hier achterlaat, dat ik vanaf nu dus nooit
meer zal weten hoe het hun verder vergaat
zo ondraaglijk blijkt deze gedachte dat ik nog niet
kan, dat in mijn lichaam opstand uitbreekt en iets
knapt, ik omhoogschiet tot waar handen mij grijpen
en helpen naar boven naar lucht en naar licht
waar ik wonderlijk uit de dood vandaan