zondag 25 mei 2025
Oorlogswinter
Vader
Je bracht mij toen naar Friesland
Winter van vierenveertig
Er lag sneeuw. Het was koud
Banden van hout
Gladde weg vol met kuilen
Na een kwartier ging ik huilen
En ik zeurde om brood
Het was hongersnood
Vader
Je kwam langs een controle
Ik was bang voor de Duitsers
Die zo tegen je schreeuwden
Maar je mocht door
Klopte toen bij een boer aan
Die liet ons in de kou staan
Hebt een slaapplaats gezocht
Het was hongertocht
Vader
En we sliepen in schuren
En de tocht bleef maar duren
Tot je in Oosterwolde
Dan afscheid nam
Je bent zelf teruggereden
Hebt weer honger geleden
Je was zwaar ondervoed
Je had heldenmoed
Vader
Ik kreeg warmte en eten
Ik was die reis zo vergeten
En de kou ging voorbij
Het werd groen in de wei
Ik zat op vrede te wachten
Het kwam niet in mijn gedachten
Dat je me nooit meer zou halen
Je hebt me enkel gebracht
1977
Politicus en schrijver (en nog zoveel meer) Jan Terlouw is vrijdag 16 mei overleden. Toen ik dat hoorde, moest ik meteen aan dit lied denken.
Bij hoge uitzondering was de muziek er eerder dan de tekst. Harry Bannink componeerde die in 1975 voor de tv-jeugdserie Oorlogswinter, naar het gelijknamige boek van Terlouw. Hans Dorrestijn: Harry Bannink betreurde het dat die ongezongen in de kast lag. Toen ik aanbood mijn krachten daarop te beproeven, gaf hij mij verheugd een bandje met de muziek ervan mee. Dat is een heel gepriegel, woorden bedenken op een melodie, maar het is aardig gelukt.

Dorrestijn ging het lied niet zelf zingen; dat deed hij pas in 2018 in een documentaire over de composities van Harry Bannink. Hij vond het indertijd zo goed, want te sentimenteel. Pas toen anderen hem keer op keer op de kwaliteit ervan wezen, ging hij zijn tekst waarderen. Joost Prinsen zag wel meteen dat het een goed lied was en zette Oorlosgwinter op zijn eerste solo-LP: Liedjes van de koude grond (1977). Hij zingt niet Klopte toen bij een boer aan. Die liet ons in de kou staan, maar Klopte toen bij een boer aan. Tevergeefs bij een boer aan. Dat was een voorstel van Joost Prinsen zelf. Die herhaling is veel sterker dan de rijmdwang van het clichématige die liet ons in de kou staan. Er is één zin meer niet van Dorrestijn zelf: In het slotcouplet bleef ik steken na En de kou ging voorbij. Willem Wilmink heeft de regel bedacht Het werd groen in de wei.

In menig interview geeft Dorrestijn er blijk van dat zijn eigen droeve jeugd de grootste inspiratiebron is voor zijn verhalen en liedjes. Hij is juni 1940 geboren en hij heeft zijn vader nauwelijks gekend. Die is zeer actief in het verzet en de Duitsers fusilleren hem in het voorjaar van 1942. In Oorlogswinter herdenkt hij zijn vader, ook al is het kind in dat lied ouder dan één jaar, de leeftijd die hij toen zelf had.
In een interview, uit 1980, gaat Dorrestijn dieper in op de ontstaansgeschiedenis van Oorlogswinter:
In werkelijkheid ben ik weggebracht door een zuster van mijn vader, een tante dus. Maar je kunt nu eenmaal niet beginnen met: Tante! Dat is vreselijk vervelend geweest voor die tante. Zij is in mijn leven de enige vrouw geweest die begrepen heeft hoe mijn broer en ik in de versukkeling zaten en die ons altijd hielp. Zíj heeft me in de hongerwinter achterop de fiets naar Friesland gebracht en me zo gered van de hongerdood. En dan komt eindelijk de afrekening en dan staat er ‘vader’. Dat vond ze wel lullig van me. […]
De structuur was natuurlijk stomweg voorgeschreven door de muziek en binnen die structuur begon ik de situatie te beschrijven. Ik heb geweldig geploeterd om alles erin te krijgen. Ik wilde er bijvoorbeeld in hebben dat ik vlak over de Utrechtse brug al begon te huilen, maar dat kon er niet in, want ik had maar een minimum aan woorden per regel. Ik heb er zeker twee dagen over gedaan voor ik kon besluiten die Utrechtse brug eruit te halen. En pas toen ik halverwege was begon ik te begrijpen dat die vader me alleen maar gebracht had en niet gehaald. […]
Het is heel goed voor een tekstschrijver om ook eens zo te werken, het is lekker om af en toe eens een ander ritme te hebben. En dat krijg je als de muziek al vaststaat. […] Het rijm was een ramp. Joost Prinsen zat erbij toen ik het lied voorlas en hij vond het zo prachtig dat hij meteen zei dat in deze tekst al het rijm afgeschaft moest worden. Dat had ik nog nooit gedaan; ik ben een tamelijk gezagsgetrouw iemand en ik vind dat een liedje moet rijmen. Ik heb het er dan ook niet helemaal uitgehaald, ik heb het alleen af en toe losgelaten en ben ook niet consequent. Maar meestal, als ik uit mezelf een tekst schrijf, rijm ik aldus: abcb, ouders - was - bootjes - plas. Daar maak ik nooit zo'n probleem van. […]
Van de vorm klopte niets. Harry Bannink heeft de boel moeten reviseren omdat het niet klopte met de muziek. Ik ben een tamelijk warrig iemand, en al luister ik duizend keer naar de band, dan nog snap ik er niks van. Dus er moesten lettergrepen verwijderd en ingevoegd, een uitgang veranderd... Dat heb ik samengedaan met Willem Wilmink, Joost en Harry. Die zien geen moeilijkheden, begrijpen ook totaal niet waar ik mee zit. Die doen dat even.
Kijk en luister hier naar de uitvoering van Joost Prinsen.