Gedicht gedacht

 

Poëzie is niet alleen om te lezen, maar ook om ermee te leven
Gerrit Kouwenaar


Een rubriek met gedachten over gedichten. Met, sinds najaar 2016, bijna tien jaar achtereen
dagelijks een nieuwe bijdrage: een gedicht en mijn toelichting daarop.
Voorjaar 2025 verwijder ik de inmiddels meer dan drieduizend afleveringen en begin
opnieuw. ‘Klassieke’ gedichten keren terug, maar met nieuwe(re) gedachten daarover;
daarnaast blijft er natuurlijk ruimte voor pas ontdekte bundels en dichters.
En... elke derde bijdrage (dus 3, 6, 9, 12 et cetera) staat een literair lied centraal,
zodat de gezongen poëzie niet onderbelicht blijft.
 
Een niet meer dagelijkse, maar wekelijkse rubriek. Met een weekgedicht dus – ook in
figuurlijke betekenis, want ik houd van poëzie die week maakt, die raakt.
Mijn levensmotto is immers dat ik onderweg ben om mooie dingen aan te raken. 


Poëzie is alledaags in die zin dat zij voor iedere dag is
Carol Ann Duffy



Ga rechtsreeks naar de inhoudsopgave.

Week 33 - 33. Jan Boerstoel [2/2]

zondag 17 augustus 2025

Want het is niet goed

Kijk hoe het begint:
ademloos verkennen,
worstelen en wennen,
blij zijn als een kind.
Nooit meer zal de zomernacht zo zwoel zijn,
nooit bedenk je zulke woorden weer,
die volmaakt de taal van je gevoel zijn,
als die avond van de eerste keer.
Dromen bij de vleet,
grootse perspectieven,
eeuwige gelieven,
schitterend en wreed.
Want het is niet goed,
dat de mens alleen is,
als je dat maar weet...

Kijk waar het toe leidt,
hoe de dromen slijten,
wensen en verwijten
groeien mettertijd.
Als de banden meer en meer gaan knellen
tot je ze verbreekt zo nu en dan.
En er valt steeds minder te vertellen
tot er niets vanzelf meer spreken kan.
Langzaam draai je dol
en van allesdelers
word je tegenspelers
in een grand guignol.
Maar het is niet goed,
dat de mens alleen is, 
dus je houdt nog vol…

Kijk hoe het verzandt,
blijvend onbegrepen,
vastgelopen schepen,
ieder op zijn strand.
Als je voor je bittere gedachten
eindelijk de formulering vindt:
niets meer over, niets meer te verwachten,
niets wat je nog aan die ander bindt.
En de tijd is daar,
dat je moet gaan kiezen
om te gaan verliezen,,
alles en elkaar.
Want het is niet goed,
dat de mens alleen is,
maar het is wel waar…

1987


In de lied-afleveringen van deze rubriek [1] valt zijn naam vaak: die van liedauteur Jan Boerstoel, sinds eind jaren zestig hofleverancier van onder anderen Jenny Arean, Karin Bloemen, Adèle Bloemendaal, Cabaret Don Quishocking, Jasperina de Jong en… Gerard Cox. Die zette Want het is niet goed in 1993 op zijn cd Leuk voor later en toen hij twintig jaar later het album Nou, nog ééntje dan… opnam met een nieuwe selectie uit zijn rijke repertoire, koos hij opnieuw voor dit lied. 







In het theater stond
Want het is niet goed, op muziek van verschillende componisten, ook op het repertoire van Jenny Arean, Erik Brey en Robert Long [2]. Dat ik het lied vandaag verbind aan Gerard Cox (1940), is omdat deze week het trieste nieuws kwam dat hij lijdt aan slotdarmkanker en nog maar kort te leven heeft, ook omdat hij ervoor kiest zich niet te laten behandelen. Gerard Cox: 
De arts zei dat het kwaadaardig was. Ik vroeg of ze bedoelde dat ik kanker had. Ja, dat was zo. Nou ja, dat is natuurlijk een tegenvaller. Maar ik zei ook meteen: daar gaan we niks aan doen. Ik heb geen zin in dat hele circus met chemokuren, haren die van je kop vallen en dat je je doodziek voelt. Of een ingrijpende operatie waarvan je niet weet hoe het afloopt. Ik heb misschien nog een paar maanden: daarin wil ik niet gaan lopen lijden. [3]

 

 

Gerard Cox is een van onze grote cabaretiers, maar hij heeft dat talent gedurende zijn lange carrière grotendeels ondergeschikt gemaakt aan zijn zang- en acteertalent binnen het theater- en televisieamusement. De stap van het geëngageerde cabaret met Lurelei (1966-1968) [4] en Frans Halsema (1968-1974) [5] naar de publieke hitlijsten met ’t Is weer voorbij die mooi zomer (1973) is hem indertijd binnen het vak zeer kwalijk genomen, maar uiteindelijk kon en kan niemand om zijn grote vakmanschap heen.




Bovendien stond hij intussen gewoon in het theater met werk van zichzelf en van Jan Boerstoel en Hans Dorrestijn in programma’s die hij maakte met onder anderen het ‘jonge talent’ Simone Kleinsma (1977-1979)
[6] en ‘ouwe rot’ Rients Gratama (1984-1988 [7]. Dit is een van de andere Boerstoel-teksten die hij altijd op zijn repertoire hield:

Chrisje

Ik denk niet dat het ooit nog overgaat,
want anders was ik je allang vergeten.
Wat er ook verder te gebeuren staat,
ik zal wel altijd van je blijven weten
en aan je moeten denken nu en dan,
alleen om mijn geheugen op te frissen,
en zeker weten dat het pijn doen kan.
Chrisje, ik zal je altijd blijven missen.

Natuurlijk stelde het maar weinig voor,
zelfs wond’ren moeten met de jaren rijpen.
Maar wie heeft, als hij achttien is, dat door,
ik was te jong om zoiets te begrijpen.
Mijn enige, mijn eerste grote vangst,
hoewel ik nog maar nauwelijks kon vissen,
jij hebt me afgeholpen van mijn angst.
Chrisje, ik zal je altijd blijven missen.

De jaren maakten mettertijd verschil.
Ik heb mijn leven, denk ik, wel op orde:
de vrouw met wie ik best graag leven wil,
de dingen die ik toen nog wilde worden.
Maar desondanks blijft alles relatief,
omdat ik nooit jouw spoor meer uit kan wissen.
Ik was pas achttien en ik vond je lief.
Chrisje, ik zal je altijd blijven missen.

1976


Ik sluit af met nóg een nostalgisch Boerstoel-lied uit het repertoire van Gerard Cox. Aanleiding is dus het bericht van deze week dat Gerard Cox ernstig ziek is. Vandaar de vandaagse keuze, met zulke memorabele regels: alles is nog hetzelfde, maar ik hoor er niet meer bij, desondanks blijft alles relatief en bovenal: het is niet goed, maar het is wel waar

Oude buurt

De huizen zijn nog net zo grauw als dat ze vroeger waren,
de tuintjes net zo armetierig in het algemeen.
Alleen de kruidenier is weg en niemand weet waarheen,
maar verder is er eig’lijk niets veranderd sinds de jaren
dat ik dat allemaal bij name kende, steen voor steen.

De buurt waar je geboren bent, die kun je nooit vergeten,
al raak je later nog zo afgetakeld en seniel.
De kleuren van je kindertijd zijn in je huid gebeten,
de straten van je jeugd laten hun stempel op je ziel.

De vrouwen hebben nog die vaalheid van hun regenjassen,
de mannen dragen ’s zondags nog hun hemd over hun broek.
De meisjes giechelen in de patatzaak op de hoek.
Ze weten altijd nog precies waarvoor je op moet passen,
maar snappen niet dat ik inmiddels heel wat anders zoek .

De buurt waar je geboren bent, die kun je nooit vergeten,
al raak je later nog zo afgetakeld en seniel.
De kleuren van je kindertijd zijn in je huid gebeten,
de straten van je jeugd laten hun stempel op je ziel.

In het plantsoentje staan nog steeds die verveloze banken,
daar horen de bejaarden, ditmaal zeven op een rij.
Een oud-gebleven buurman knikt en glimlacht tegen mij,
ik lach terug en voel meteen de neiging om te janken.
Alles is nog hetzelfde, maar ik hoor er niet meer bij.

En toch loop ik te denken: waarom ben ik nou niet blij? 

1974



[1]
Elke derde aflevering, dus 3, 6, 9, 12 et cetera.

[2]
Jenny Arean op muziek Martin van Dijk; Erik Brey op eigen muziek; Gerard Cox en Robert Long beiden op muziek van Bert Nicodem.

[3]
Interview in het AD, zaterdag 16 augustus 2025.

[4]
Te weten het tiende en elfde programma, getiteld Relderelderel (1966-1967) en Oud zeer (1967-1968). 

[5]
Met blijdschap geven wij kennis (1968-1979), met medewerking van Adèle Bloemendaal, en Wat je zegt..., dat ben je zelf (1973-1974).

[6]
Niemand weet, niemand weet dat ik Repelsteeltje heet (1977-1978) en Steilewandrace (1978-1979).

[7]
De grijze plaag (1984-1985) en Beperkte dijkbewaking (1987-1988).


Archief 2025