Gedicht gedacht

 

Poëzie is niet alleen om te lezen, maar ook om ermee te leven
Gerrit Kouwenaar


Een rubriek met gedachten over gedichten. Met, sinds najaar 2016, bijna tien jaar achtereen
dagelijks een nieuwe bijdrage: een gedicht en mijn toelichting daarop.
Voorjaar 2025 verwijder ik de inmiddels meer dan drieduizend afleveringen en begin
opnieuw. ‘Klassieke’ gedichten keren terug, maar met nieuwe(re) gedachten daarover;
daarnaast blijft er natuurlijk ruimte voor pas ontdekte bundels en dichters.
En... elke derde bijdrage (dus 3, 6, 9, 12 et cetera) staat een literair lied centraal,
zodat de gezongen poëzie niet onderbelicht blijft.
 
Een niet meer dagelijkse, maar wekelijkse rubriek. Met een weekgedicht dus – ook in
figuurlijke betekenis, want ik houd van poëzie die week maakt, die raakt.
Mijn levensmotto is immers dat ik onderweg ben om mooie dingen aan te raken. 


Poëzie is alledaags in die zin dat zij voor iedere dag is
Carol Ann Duffy



Ga rechtsreeks naar de inhoudsopgave.

Week 23 - 23. Pieter Boskma

zondag 08 juni 2025

Ben jij het, liefste?

Ben jij het, liefste, ben je alles nu?
Stem die de diepste tonen zingen kan?
Gras dat koorddanst op een duinrug,
zon die opvlamt uit een vennetje?

Is het de zee waarmee je aanruist nu,
het nauw hoorbaar vallen van een blad?
Knipoog je vliegtuigstrepen aan de lucht
en plaag je me gewoon maar wat?

Naar het waarom zal ik niet langer vragen.
Geen enkel antwoord was bevredigend,
het leidde slechts tot feller onbehagen.

Vlieg dus maar rond en wees het lied
dat wij elkaar nog altijd kunnen geven,
allebei de tekst en allebei de melodie.

2010


In 2008 overlijdt Monique Orth, 49 jaar oud, aan borstkanker. Zij is de echtgenote van dichter Pieter Boskma (1956), met wie zij al vanaf haar veertiende, dus vijfendertig jaar, samen is. Twee maanden na haar dood loopt Boskma in de duinen en het is opeens of hij haar aanwezigheid voelt. Ben jij het, liefste? vraagt hij zich hardop af. Nog diezelfde week zet hij zijn schrijftafel op de plaats waar haar ziek- en sterfbed heeft gestaan en begin te schrijven. Die vraag in de duinen vormt zich vanzelf tot bovenstaand gedicht, maar zijn gedachtestroom dwingt hem ertoe te blijven schrijven. Zeven maanden lang, twee à drie gedichten per dag. Allemaal sonnetten, maar vrij(er) van vorm wat rijm en ritme betreft en zelfs qua lengte: soms komt er zomaar een regel bij. 
Honderd wil hij er schrijven, maar het zijn er uiteindelijk meer dan driehonderd, waarvan hij er ruim tweehonderdvijftig publiceert in zijn bundel Doodsbloei (2010). Het is verpletterende poëzie die zich laat lezen als doodsdagboek en zelfs als een rouwroman in verzen. Geschreven in zeer toegankelijke taal en zelfs minder somber dan je zou vermoeden, want er is weliswaar groot verdriet en gemis, maar er valt ook veel dierbaars te herinneren, waardoor de bundel zeker geldt als groot eerbetoon aan de gestorvene, Doodsbloei gaat daarmee net zo veel over de Liefde als over de Dood. Want de Liefde, die kan de Dood niet afnemen, die blijft.




De bundel bestaat uit drie delen en het eerste gedicht dat hij schrijft, is ook het begin van het eerste deel, getiteld Einde. Daarin voelt de dichter zijn liefste soms nog heel dicht bij zich, daarin mist hij haar enorm en daarin herbeleeft hij, tegen wil en dank, steeds weer haar aftakeling, die vernederende vernietiging:

Ik mis je feller met de dag
en weet steeds minder goed
wat ik met mijn tijd aan moet.
Ik wou dat ik het nooit meer zag:

de bloeduitstortingen van die verdomde
infusen op je gelig bleke armen,
je uitgevallen haren, de verlamming
van je benen, de gehate voedingssonde,

of de keer dat je ineens onverstaanbaar sprak
omdat de uitzaaiingen je hersenen hadden bereikt
en ik je uit het ziekenhuis weer naar huis toe bracht -

maar het blijft mij voor ogen. Daarna ging het vlug
en ik beloofde je dat ik het zou proberen, toen je zei,
vlak voor je stierf: 'Liefste, word weer gelukkig.' 


Deel twee, Terug, is een reis naar het dodenrijk, geïnspireerd op het verhaal van Orpheus & Eurydice, dat we kennen van zowel Ovidius als Vergilius, en door De goddelijke komedie van Dante. De dichter kan zijn gestorven liefste soms niet meer oproepen in zijn gedachten en als dat wel zo is, vindt hij dat niet afdoende. Hij moet haar terug. In de vertrekken van het Hiernamaals hoopt hij haar weer te vinden, tevergeefs natuurlijk:

Waar zou je nu zijn, hoe zou het je gaan?
'Ik ben overal en het gaat hoe het gaat.'
Kom nog even bij me, raak me nog eens aan.
'Je weet dat zo'n verzoek nergens op slaat.'

Zo wordt mijn alleenspraak steeds meer dialoog,
een dubbele vlucht uit wat niet valt te zeggen.
Want je bent dood, je bent dood, je bent dood.
Waarom heeft niemand echt uit kunnen leggen.

Maar als jij overal bent, dan ben ik dat ook.
En wat ik zeg zijn tevens jouw woorden,
die jij op jouw beurt weer van mij hoorde.

Laat ons het hoofd nu maar buigen
en zwijgen, en straks de epiloog
ons van elkaar bevrijden.


Hieronder staat de epiloog die hij in de laatste strofe van dat sonnet noemt, want in deel drie, Opnieuw, realiseert hij zich dat hij het toch echt zelf moet doen. Door alle seizoenen en rouwfasen heen wandelt en wanhoopt hij door de duinen van zijn Noord-Hollandse woonplaats Heiloo, daar waar hij haar as verstrooit. Nu de bundel voltooid is, kan hij verder, met zelfs nog een boodschap aan zijn lezers: 

Je had gelijk natuurlijk, als altijd.
Je had gelijk: dit werk was klaar.
Maar zodra ik stopte, kreeg ik spijt,
zo was ik eraan verslaafd geraakt,

Toch, lieve laatste lezeres,
heb ik ditmaal doorgezet.
Dit is het allerlaatste vers
van wat een epos werd.

Doof het licht en ga maar slapen.
Nu ik niets meer te doen heb
zal ik over u waken.

Droom maar over haar en mij,
een Liefde die haast niemand kent
en die zelfs voor de dood niet wijkt.

Droom, voor ook u gestorven bent.




Twee jaar na zijn rouwdagboek in verzen verschijnt Mensenhand (2012), waarin Boskma er blijk van geeft dat hij na die periode van afscheid en gemis weer ontwaakt tot het leven. Of zoals hij letterlijk in een van de gedichten zegt: Ik sta weer op scherp. Dat blijkt, want wéér twee jaar later is er de bundel Zelf (2014). Van het achterplat: Pieter Boskma ontworstelt zich krachtig aan de rouw, die niet zomaar overgaat, maar waarvan je zelf afscheid moet nemen. In een serie bijzondere zelfportretten bezingt hij vol verwondering zijn herwonnen leven
 




Op de bundels Mensenhand en Zelf kom ik graag terug.

Archief 2025