Gedicht gedacht

 

Poëzie is niet alleen om te lezen, maar ook om ermee te leven
Gerrit Kouwenaar


Een rubriek met gedachten over gedichten. Met, sinds najaar 2016, bijna tien jaar achtereen
dagelijks een nieuwe bijdrage: een gedicht en mijn toelichting daarop.
Voorjaar 2025 verwijder ik de inmiddels meer dan drieduizend afleveringen en begin
opnieuw. ‘Klassieke’ gedichten keren terug, maar met nieuwe(re) gedachten daarover;
daarnaast blijft er natuurlijk ruimte voor pas ontdekte bundels en dichters.
En... elke derde bijdrage (dus 3, 6, 9, 12 et cetera) is een literair lied,
zodat de gezongen poëzie niet onderbelicht blijft.
 
Een niet meer dagelijkse, maar wekelijkse rubriek. Met een weekgedicht dus – ook in
figuurlijke betekenis, want ik houd van poëzie die week maakt, die raakt.
Mijn levensmotto is immers dat ik onderweg ben om mooie dingen aan te raken. 


Poëzie is alledaags in die zin dat zij voor iedere dag is
Carol Ann Duffy



Ga rechtsreeks naar de inhoudsopgave.

Week 18 - 15. jan Beuving [2/2]

zondag 04 mei 2025

Gerrit

De moestuin heeft alleen nog boerenkool
December, het heeft voor het eerst gevroren
De kraaien krassen op de kale voren
De avondhemel spreidt z’n sterren al
En Gerrit doet het licht aan in de stal

Zijn vingers vinden blindelings de uiers
Hij groef de melkkuil ooit nog met zijn vader
Die staat hem, nu hij ouder wordt, steeds nader
Hij mijmert wat, volmaakt op z’n gemak
De damp slaat van de koeien naar het dak

Maar plotseling is daar zijn vrouw er ook bij. 
‘Hij is er! We hebben een kleinzoon!’, zegt zij.
‘De bevalling was zwaar en Marianne is moe
Maar we mogen er da’lijk naartoe!’

Een kleinzoon! Gerrit haast zich naar de buurman
‘Dag Bert! Marianne heeft een zoon gekregen!
Maar ik sta in de stal, komt het gelegen
Dat jij mijn laatste koeien doet vandaag?
Dan kan ik met de wagen naar Den Haag’

Vier dochters kregen Gerrit en Margreet
En alle vier waren het beste meiden
Ze konden heus wel op een trekker rijden
Maar geen van hen had aardigheid gehad
In het bedrijf – ze gingen naar de stad

Maar nooit kan die afstand te groot zijn wanneer
Je kleinkind geboren is, en voor één keer
vindt Gerrit het zelfs niet belachelijk duur
Als hij parkeert voor vier euro per uur 

Het ziekenhuis heeft wit-verlichte gangen
Je hoort de spanning af aan hoe ze lopen
Ze kloppen wel, maar doen de deur al open
En voor hun dochter zijn ze bijna blind
Hun ogen zoeken enkel naar het kind

Daar ligt-ie. ‘Al wat slaapt dat zondigt niet’
Zegt Gerrit, en hij aait de kleine knuistjes
Hun schoonzoon smeert een bord beschuit met muisjes
Het kind wordt wakker als ze bijna gaan
En even kijkt het joch z’n opa aan

De weg naar huis is lang, de nacht is leeg
Margreet deelt honderduit herinneringen
Aan haar bevallingen en hoe die gingen
Thuis op de boerderij – wat een verschil…
‘Toch Gerrit? Gerrit? Hé, wat ben je stil’

En Gerrit zegt: ‘Lieverd, het klinkt misschien raar
Maar dat kind keek me aan en nu denk ik steeds maar:
Als een kalfje ter wereld komt, en het kijkt zo
Dan ligt het de andere morgen dood in het stro’

Margreet kan, thuis in bed, de slaap niet vatten
Om kwart voor twee besluit ze toch te bellen
‘Marianne,’ zegt ze, ‘ik moet iets vertellen
Ik weet: hij is niet medisch onderlegd
Maar moet je horen wat je vader zegt’

De boerendochter twijfelt geen seconde 
En laat onmiddellijk een dokter halen
Die maakt een echo, en dan blijkt het falen
Het jonge hart klopt helemaal verkeerd
Diezelfde nacht nog wordt geopereerd

Twee hachelijke, lange uren later
Vervoegt de arts zich zwetend bij Marianne
‘Ik heb goed nieuws,’ zegt hij, ‘u kunt ontspannen
De ingreep is geslaagd, al was het nét
Bedank uw vader – hij heeft hem gered’

In tranen belt zij naar haar ouderlijk huis
‘Och kind!,’ zegt haar moeder. ‘Ja, papa is thuis
Maar hij belt je straks terug, want het is net vijf uur
Dus hij is naar de stal om te melken – zo is de natuur’

2018


Dans, muziek en tekst waren een onafscheidelijke eenheid, zoals nu nog bij speelliedjes op straat, schrijft Willem Wilmink in zijn boek Van Roodeschool tot Rijsel, met daarin zijn persoonlijke kijk op het Nederlandse lied. Wilmink: De dans heeft zich als eerste uit dit geheel losgemaakt en wat toen overbleef, was het lied. Nog weer later raakten tekst en muziek van elkaar gescheiden en zo ontstond het gedicht: een zangerige tekst die echter toch niet wordt gezongen. […] De scheiding tussen poëzie en lied heeft gemaakt dat de poëzie een hogere status kreeg dan daarvoor, terwijl het lied in aanzien zakte. Nederland en Vlaanderen kregen hun officiële, wetenschappelijk bestudeerde dichters. Het lied werd grotendeels verbannen naar straten, steigers en fabrieken, waar het ongecensureerd zijn gang kon gaan. Liedauteur Jan Boerstoel verwoordt het nog kernachtiger dan Wilmink. Hij merkt op dat het lied, ooit de koningin van de taal, inmiddels de hoer van de poëzie lijkt te zijn geworden.

Voor een goede kok is het maken van een lunch dezelfde culinaire uitdaging als het bereiden van een diner. Alleen stellen de verschillende gelegenheden andere eisen. Voor de dichter is het niet anders. Die weet dat een lied (luisterpoëzie) maar één keer voorbijkomt, zoals in een theaterprogramma of op radio of televisie; vorm en inhoud zullen dus toegankelijk moeten zijn. Het gedicht (leespoëzie) hoef zich bij de eerste keer kennismaking niet per se te laten doorgronden; je kunt het wegleggen en nog eens lezen, erover praten met anderen, opzoeken wat erover is geschreven… Maar de literaire eisen zijn voor de professionele beoefenaars van beide genres identiek, zoals het inzetten van je taalvirtuositeit voor het verwoorden van (een) originele gedachte(n) in een origineel (lees- of luister)gedicht.

Elk derde gedicht in deze hernieuwde rubriek is een liedtekst. Na Hans Dorrestijn (3), Jacques Brel (6), en Jaap Bakker (9) is het voor de tweede keer Jan Beuving (12), de belangrijkste naam van de jongste generatie liedauteurs. In Ruitjesblues, zijn verzamelde liedteksten 2016-2023, schrijft hij over Gerrit:
Geënt op een waargebeurd verhaal. Ik heb het naar mijn hand gezet, want ik kende alleen het detail over die boer in de auto die over het kalfje in zijn stal sprak. Ik had het onthouden uit een interview, maar kon het niet meer achterhalen. Mijn moeder wist echter om wie het ging en had zelfs contactgegevens. In werkelijkheid bleek het te gaan over een overgrootvader die boer was, was het kind al een paar dagen thuis en was het een meisje, maar feit is dat hij haar gered heeft door zijn boerenverstand. De letterlijke tekst in de auto naar huis bleek: ‘Als ik een kalfje heb dat zo kijkt, haalt het de avond niet.’ De baby van toen is inmiddels tegen de dertig en is twee keer met haar ouders naar de voorstelling komen kijken.

Kijk en luister Gerrit hier.

Archief 2025