Gedicht gedacht

 

Poëzie is niet alleen om te lezen, maar ook om ermee te leven
Gerrit Kouwenaar


Een rubriek met gedachten over gedichten. Met, sinds najaar 2016, bijna tien jaar achtereen
dagelijks een nieuwe bijdrage: een gedicht en mijn toelichting daarop.
Voorjaar 2025 verwijder ik de inmiddels meer dan drieduizend afleveringen en begin
opnieuw. ‘Klassieke’ gedichten keren terug, maar met nieuwe(re) gedachten daarover;
daarnaast blijft er natuurlijk ruimte voor pas ontdekte bundels en dichters.
En... elke derde bijdrage (dus 3, 6, 9, 12 et cetera) is een literair lied,
zodat de gezongen poëzie niet onderbelicht blijft.
 
Een niet meer dagelijkse, maar wekelijkse rubriek. Met een weekgedicht dus – ook in
figuurlijke betekenis, want ik houd van poëzie die week maakt, die raakt.
Mijn levensmotto is immers dat ik onderweg ben om mooie dingen aan te raken. 


Poëzie is alledaags in die zin dat zij voor iedere dag is
Carol Ann Duffy



Ga rechtsreeks naar de inhoudsopgave.

Week 18 - 18. Jurrian van Dongen

zondag 04 mei 2025

Een soort van

Ze hockeyt in C3
Ze lacht vaak net te hard
Ze hield haar spreekbeurt over Billie Eilish
Weken aan gewerkt

Ze hoopt dat geen van haar vriendinnen
Iets vreemds aan haar merkt
Dat ze normaal is
Dat ze erbij hoort

Want als niemand het weet of aan haar ziet
Dan bestaat het
Een soort van
Niet

Ze houdt een dagboek bij
Daarin beschrijft ze trouw
Gedoe op school, het hockeykamp
Wat ze het weekend deed

En dat hij stiekem naar haar kamer komt
En zij dan steeds niet weet
Of het normaal is
Of het erbij hoort

Voelt ze zijn handen op haar blote huid
Zet ze zichzelf
Een soort van
Uit

Als dit gewoon is, waarom doet hij dan
Als ze samen zijn zo anders tegen haar
Waarom zegt-ie: met niemand over praten
Waarom doet-ie dan een soort van lief
Maar voelt het naar?

Ze hockeyt in C3
Ze lacht vaak net te hard
Ze wil niet dat het doorgaat, maar
Ze weet niet hoe het stopt

Ze hoopt dat iemand het ontdekt, per ongeluk
Iemand die ze wel vertrouwt
Die zegt: dit is niet
Zelfs niet een soort van
Jouw fout

2022


In 2022 verscheen Gewoon opnieuw, met honderd liedteksten die Jurrian van Dongen (1973) de afgelopen 25 jaar schreef voor televisie en theater. De keuze uit zijn repertoire maakte Van Dongen zelf. En hij schreef het dankwoord achterin:
Wat ik het meest bewonder in het werk van Stephen Sondheim en Willem Wilmink is hun aandacht voor details. Ze observeren scherp en richten onze blik op iets heel specifieks, op iets wat vergeten was of overgeslagen. Op die manier creëert Sondheim menselijkheid in het grote gebaar en maakt Wilmink van het kleine gebaar iets mythisch. En zo resoneert hun werk op verschillende momenten in ons leven op een andere manier. Bij herlezen of opnieuw beluisteren, lichten er telkens andere details op. Stiekem hoop ik dat een paar teksten in deze bundel eenzelfde werking hebben…



 

In de inleiding van Gewoon opnieuw stapt Van Dongens vakbroeder Jan Beuving – hij drong tien jaar lang bij Van Dongen aan op deze bloemlezing en nam de redactie op zich – de huiskamer van Jenny Arean binnen. Met de top-chansonnière die veel Van Dongentjes kent en zong, spreekt hij over wat diens teksten karakteriseert. Bovendien schuift ook Niek Barendsen aan, studiegenoot van Van Dongen op de Kleinkunstacademie en regisseur van het jeugdtelevisieprogramma Het Klokhuis, waarvoor Van Dongen ook al zijn heel carrière schrijft. Inderdaad, zo stellen zij gedrieën vast: de eigenheid van Van Dongens werk schuilt in de samensmelting van de kracht van Willem Wilmink – de man die met eenvoudige taal het hele volk kon benaderen en raken – en die van Stephen Sondheim – de man van de mooie taal en de dure rijmwoorden. Maar we zijn er nog niet. Jan Beuving – hij is wiskundige – introduceert het assenstelsel als zij met z’n drieën praten over Een soort van, de bijdrage van vandaag:

Denken we terug aan dat denkbeeldige assenstelsel met Wilmink en Sondheim, zit dit lied ergens rechtsbovenin: heel veel van de eenvoud van Wilmink, heel veel van de vorm van Sondheim. Maar geen van tweeën had dit ooit kunnen schrijven. In feite komt er een derde dimensie bij: de dimensie Van Dongen. Het is de dimensie waarin literair en begrijpelijk samen kunnen vallen. De lichtheid en de zwaarte, De eruditie en de ontroering, En de eeuwige troost. Als er één gemene deler is die in al die liedteksten bovenkomt, zo zeker als sneeuwklokjes in het voorjaar, dan is het de troost. In het theaterwerk nog wat meer dan in het Klokhuis-repertoire – misschien omdat volwassenen het harder nodig hebben. Waar Jurrian zelf is, in die teksten? Nou, daar dus. Een barmhartige kijk op de wereld, zonder de ogen te sluiten voor de weerbarstige feiten. Hij mag zelf misschien bescheiden zijn, maar zijn stem eist in zijn werk een plaats op. Zijn teksten stappen naar voren, zoals die bakkerszoon deed in de eerste les die Joost Prinsen beschrijft in zijn voorwoord.


Nou, tenslotte dan ook dat voorwoord van Joost Prinsen dan maar.

Jaren negentig vorige eeuw, een herfstige avond, half zes. Ik had een lange dag achter de rug met veel tegenslag. En ik moest nog op de Kleinkunstacademie lesgeven aan een nieuwe klas. ‘Heeft iemand iets leuks voor te dragen?’, vroeg ik. Dat vroeg ik de eerste les altijd, ook al keken ze meestal of je een wiskundesom had opgegeven. Maar dit keer trad een mager ventje naar voren. Hij zong:

Maar 
Maar ik hou van je, dat weet je toch
Ik heb toch iets met jou te maken
Waar komt je onrust dan vandaan
Zoveel onrust in je lijf
Neem van me aan 
Dat alleen jij me echt kan raken
Meer kan ik nu niet garanderen
Niets over hoe het zijn zal na verloop van tijd
Ik schreeuw je naam niet van de daken
Maar ik zou zelfs dat proberen
Als ik zo een eind kon maken
Aan je angst en je onzekerheid

Ik weet niet hoe het zijn zal na verloop van tijd
Maar nu is nu en waar is waar
Dus als ik zeg: ik wil graag bij je zijn
Ik wil je nooit meer kwijt
En ik kijk je daarbij aan
Wat wil je verder nog?
Ik hou van je, dat weet je toch.

[…] Het tweede couplet herinner ik me niet meer. Alleen de prachtige zin: 

Ik ben al duizend keer gestorven
Steeds als jij alleen je jas had aangedaan.

Ik wist niet wat ik hoorde. Ik huilde zelfs even van ontroering, maar dat kan ook aan de drukke dag hebben gelegen. Het ventje verontschuldigde zich, het lied was niet volmaakt natuurlijk, hij had het al een tijd geleden geschreven, op zijn zeventiende of zo. Niet lang daarna zong hij in de les een nieuw nummer: Jezus is teruggekeerd. Met de fraaie slotregel:

Eigenlijk heet Jezus Leo
In excelsis Deo!

Ik wist inmiddels genoeg. Ik liep binnen bij de directeur van de Theaterschool, de betreurde André Veldkamp. ‘Ik heb er nou een in de les,’ zei ik, ‘met het talent van een Willem Wilmink.’ ‘Zeker,’ zei André, ‘Jurrian van Dongen. Een jongen uit het Gelderse. Moet ieder weekeind naar huis om te helpen in de bakkerij. Aardig ventje, talent hoor.’ Dat was niet te veel gezegd. Wat heb ik een jaar lang plezier gehad van die bakkerszoon. Hij kwam nog met nummers als De moeder door de eeuwen heen en De oude advocaat. Misschien staan ze in deze bundel, anders hou ik ze lekker voor mezelf…

Kijk hier naar Een soort van

Archief 2025