Gedicht gedacht

 

Poëzie is niet alleen om te lezen, maar ook om ermee te leven
Gerrit Kouwenaar


Een rubriek met gedachten over gedichten. Met, sinds najaar 2016, bijna tien jaar achtereen
dagelijks een nieuwe bijdrage: een gedicht en mijn toelichting daarop.
Voorjaar 2025 verwijder ik de inmiddels meer dan drieduizend afleveringen en begin
opnieuw. ‘Klassieke’ gedichten keren terug, maar met nieuwe(re) gedachten daarover;
daarnaast blijft er natuurlijk ruimte voor pas ontdekte bundels en dichters.
En... elke derde bijdrage (dus 3, 6, 9, 12 et cetera) is een literair lied,
zodat de gezongen poëzie niet onderbelicht blijft.
 
Een niet meer dagelijkse, maar wekelijkse rubriek. Met een weekgedicht dus – ook in
figuurlijke betekenis, want ik houd van poëzie die week maakt, die raakt.
Mijn levensmotto is immers dat ik onderweg ben om mooie dingen aan te raken. 


Poëzie is alledaags in die zin dat zij voor iedere dag is
Carol Ann Duffy



Ga rechtsreeks naar de inhoudsopgave.

Week 20 - 20. Jean Pierre Rawie

zondag 18 mei 2025

Sterfbed

Mijn vader sterft; als ik zijn hand vasthoud,
voel ik de botten door zijn huid heen steken.
Ik zoek naar woorden, maar hij kan niet spreken
en is bij elke ademtocht benauwd.

Dus schud ik kussens en verschik de deken,
waar hij met krachteloze hand in klauwt;
ik blijf zijn kind, al word ik eeuwen oud,
en blijft als kind voor eeuwig in gebreke.

Wij volgen een voor een hetzelfde pad,
en worden met dezelfde maat gemeten;
ik zie mijzelf nu bij zijn bed gezeten

zoals hij bij zijn eigen vader zat:
straks is hij weg en heeft hij nooit geweten
hoe machteloos ik hem heb liefgehad. 

1992


Lichtvoetig van toon, maar loodzwaar van onderwerp. Dat is het handelsmerk van Jean-Pierre Rawie. Met zes gedichten is hij ruim vertegenwoordigd in de bloemlezing De Nederlandse poëzie van de twintigste en de eenentwinigste eeuw in 1000 en enige gedichten, samengesteld door Ilja Leonard Pfeijffer. Ik schreef er al eerder over. Met die uitgave trad Pfeijffer in 2016 in de voetsporen van Gerrit Komrij, die sinds 1979 gold als het geweten van de Nederlandse poëzie door de eeuwen heen. En met Pfeijffers uitgave, nu bijna tien jaar oud en klaarblijkelijk in zo’n grote oplage gedrukt dat een herziene druk er niet in zit, zullen we het nog wel even moeten doen. Dit ondanks de vele bezwaren vanwege de ontbrekende namen, de merkwaardige (en soms werkelijk oneerbiedige keuzes), maar zeker ook vanwege de vele slordigheden.
Straks is hij weg en heeft hij nooit vergeten...lees ik op pagina 830. Er staat dus niet eens wat er stáát, om vrijelijk met onze grote dichter Martinus Nijhoff te spreken. Die is godzijdank wél goed bedeeld binnen Pfeijffers keuze, in tegenstelling tot onder anderen Willem Elsschot en Judith Herzberg – zij behoren tot de opvallendste namen die ontbreken – en Ed Leeflang, die het met drie gedichten aflegt tegen onder anderen Lennaert Nijgh, oververtegenwoordigd met vier liedteksten. Daaronder tweeëneenhalve pagina met de volledige tekst van Nijghs Pastorale, dat beroemde duet van Liesbeth List en Ramses Shaffy, nota bene een parodie op poëzie. Ik vraag me steeds meer af: heeft Pleijffer nou eigenlijk de vaderlandse poëzie of zijn persoonlijke weerbarstigheid willen eren?



Onmogelijk geluk (1992), de bundel met Sterfbed


Sterfbed is Rawies bekendste en meest aangehaalde gedicht, Maarten van Roozendaal zette het op muziek en zong het in zijn theaterprogramma Barmhart (2005-2006) en het komt, geheel of gedeeltelijk, vaak voorbij in afscheidsdiensten. Dat het zo toegankelijk is, helpt daarbij natuurlijk mee. Jean Pierre Rawie is een lichtvoetig dichter, niet wat onderwerpkeuze betreft, want vergankelijkheid en dood komen vaak voorbij, net zoals de liefde met al haar grillen. Maar light verse-dichters als Rawie schrijven luisterpoëzie, die zich net zo goed laat voordragen als lezen, wat een heldere woordkeus en tekstopbouw vereist. Dit sonnet, de klassieke en door Rawie vaakst beoefende dichtvorm, laat zich dan ook gemakkelijk duiden. Het gaat over een stervende vader en zijn zoon, die hem loslaat. Rawie schrijft met afstand over dit emotionele moment, zoals hij vaak kiest voor de ratio en niet voor het gevoel. Klassiek in Rawies sonnet is ook de chute – de wending, het omslagpunt – na de twee kwatrijnen. Dan gaat het voor even niet meer over de particuliere gebeurtenis – déze zoon die afscheid neemt van déze vader –, maar over het lot dat ons allen wacht: wij volgen een voor een hetzelfde pad | en worden met dezelfde maat gemeten… Onderdeel van de levenscyclus: ik zie mijzelf nu bij zijn bed gezeten | zoals hij bij zijn eigen vader zat… Maar dan, in de slotregels, krijgt de afstandelijkheid die je in de eerste strofen als lezer voelt, maar vanwege de trieste feiten en ondanks bekendheid met Rawies beheerste stijl nog niet goed kunt verklaren, haar betekenis: straks is hij weg en heeft hij nooit geweten | hoe machteloos ik hem heb liefgehad. De dichter heeft ervoor gekozen te beschrijven wat er gebeurt in plaats van het te beleven, want daarvoor was geen ruimte, niet voor de poëet en evenmin voor de zoon, ook vóór dit Sterfbed dus al niet.

Beluister hier Maarten van Roozendaals vertolking van Sterfbed.

Archief 2025