Gedicht gedacht

 

Poëzie is niet alleen om te lezen, maar ook om ermee te leven
Gerrit Kouwenaar


Een rubriek met gedachten over gedichten. Met, sinds najaar 2016, bijna tien jaar achtereen
dagelijks een nieuwe bijdrage: een gedicht en mijn toelichting daarop.
Voorjaar 2025 verwijder ik de inmiddels meer dan drieduizend afleveringen en begin
opnieuw. ‘Klassieke’ gedichten keren terug, maar met nieuwe(re) gedachten daarover;
daarnaast blijft er natuurlijk ruimte voor pas ontdekte bundels en dichters.
En... elke derde bijdrage (dus 3, 6, 9, 12 et cetera) is een literair lied,
zodat de gezongen poëzie niet onderbelicht blijft.
 
Een niet meer dagelijkse, maar wekelijkse rubriek. Met een weekgedicht dus – ook in
figuurlijke betekenis, want ik houd van poëzie die week maakt, die raakt.
Mijn levensmotto is immers dat ik onderweg ben om mooie dingen aan te raken. 


Poëzie is alledaags in die zin dat zij voor iedere dag is
Carol Ann Duffy



Ga rechtsreeks naar de inhoudsopgave.

Week 19 - 19. Michel Faber

zondag 11 mei 2025

Vraag het dan gerust

Zoveel van de mensen die ik
heb laten weten dat ze dood is
hebben gezegd:
'Als er iets is
wat we kunnen doen,
het maakt niet uit wat,
vraag het dan gerust.'

Nou,
eerlijk gezegd,
nu je erover begint,
ja:
zou je mij ergens naartoe willen brengen,
met tien miljoen kilometer per uur
door het heelal willen scheuren,
zodat de sterren alle kanten op vliegen,
als kliko's langs de weg,
en de hemel verschroeid wordt?
Geef plankgas en knal dwars
door de Poort van het Lot,
jakker door sterrenstelsels,
ros over zwarte gaten
en supernova's naar waar God
zich schuilhoudt.
En wacht op mij terwijl ik de deur
van de directiekamer intrap
en de hoogheilige kloothommel
wegruk uit zijn onderonsje met de Eeuwigheid,
zijn topoverleg over de Geheimenissen des Levens,
zodat hij mij eens haarfijn uit kan leggen
waarom mijn vrouw zo nodig
moest worden gemarteld en gekleineerd
en uiteindelijk
geëxecuteerd.

Maar nee,
ik zeg dat allemaal niet
omdat ik weet
dat jullie met 'het maakt niet uit wat'
een kop thee bedoelen,
of een lift naar de stad,
als jullie toevallig
toch die kant op moeten.

2016


Michel Faber is in 1960 in Den Haag geboren en als hij 7 jaar is, emigreren zijn ouders naar Australië, waar Michel later Engels en Filosofie gaat studeren. Omdat hij daarna geen geschikte baan kan vinden, gaat hij werken als verpleegkundige. Hij trouwt al jong, op zijn 19de, maar het huwelijk houdt niet lang stand. Dan ontmoet hij Eva Youren, trouwt met haar en samen met haar twee zonen verhuizen zij in 1993 naar de Schotse Hooglanden. Daar schrijft hij monumentale romans, waaronder Lelieblank, scharlakenrood (2002) en Het boek van wonderlijke nieuwe dingen (2014). In het Engels, want Faber is zijn moedertaal nog wel machtig, maar onvoldoende om erin te kunnen communiceren. Tot leven. Een liefgeschiedenis (2016) is zijn eerste en tot nu toe enige gedichtenbundel. Ook die is in het Engels geschreven en vervolgens (door Harm Damsma en Niek Miedema) in het Nederlands vertaald.

 

De Nederlandse en de Engelstalige uitgave



De biografische informatie die over Michel Faber te vinden is op Wikipedia, klopt niet helemaal. Juist is wel dat hij na het overlijden van Eva verhuist van Schotland naar Engeland, maar niet dat dat al in 2013 is. Die keuze maakt hij pas geruime tijd nadat Eva begin juli 2014 overlijdt aan de Ziekte van Kahler, een ongeneeslijke vorm van beenmergkanker. Nadat zij onder ogen moeten zien dat Eva, na zeven jaar ziek-zijn en het ondergaan van zware behandelingen, zal sterven, heeft hij voor het eerst werk van zijn gedichten gemaakt. Faber, in het voorwoord van Tot leven: Vroeger zei ik weleens voor de grap dat ik, gezien het tempo waarin ik gedichten schreef, tenminste negentig zou moeten worden, wilde ik er ooit genoeg bij elkaar krijgen voor een bundel. Genoeg goede, in elk geval. Het enige gedicht dat ik wel en plein public durfde voor te lezen was Oud vogeltje, aan het eind van haar Latijn, dat ik in 1999 had geschreven. Ook dat gedicht maakt, samen met twee nog oudere – beide uit 1984 – deel uit van de bundel. 

In dat eerste jaar na Eva’s overlijden blíjft hij, volkomen ontredderd door dat grote gemis, gedichten schrijven. Faber: Soms wekenlang geen enkel gedicht, soms vijf gedichten op een dag. Ik had nog nooit zo’n behoefte aan poëzie gekend. Maar ik wou dat ik tot na mijn negentigste met Eva naast me had kunnen leven en deze gedichten nooit had geschreven. 
Hij wil zijn poëzie aanvankelijk voor zichzelf houden, maar tijdens boekoptredens leest hij wel eens enkele gedichten voor. Faber: Een extraatje voor de mensen die speciaal naar mij kwamen luisteren. Ik merkte meteen dat het publiek geroerd was. Natuurlijk, dacht ik, iedereen heeft in zijn leven te maken met ziekte, verlies en verdriet. Het is fijn dat met mensen te delen. Bovendien: Ze heeft nu een langer leven door de gedichten en ik hoop dat ik de mensen nieuwsgierig naar haar maak.


Het tijdstip dat je koos


Het was een kleine kamer,
ik zat schuin naast je bed.
Het kon dus haast niet anders
of we ademden wel iets
van elkaars adem in.
Ik had vanuit mijn stoel
geen zicht op je gezicht
al zat ik nog geen meter van je hoofd.
Ik dutte wat. Ik had mijn rust
ook nodig en jij was je niet
- daar was ik vrijwel zeker van -
van mijn aanwezigheid bewust.
Ik dutte wat. Jij was niet dood.
Het beddengoed ging op en neer.
Jij was zo angstaanjagend hulpeloos
als een grizzlybeer in barensnood,
als een pasgeboren kind zo broos.
Ik had mijn ogen even dicht,
twintig minuten, hooguit een halfuur.
Dat was het tijdstip dat je koos.


Het tijdstip dat je koos is het laatste gedicht van het eerste deel van Tot leven. Dat gaat over de periode van het ziek-zijn en het aftakelingsproces. Het tweede deel verdicht de tijd na de dood van zijn geliefde. Faber: Haar doodschrijven kostte me de meeste moeite. Omdat je haar dan ook daadwerkelijk doodverklaart. Dat wilde ik niet. Ik had de durf niet. Maar toen ik Kattengespin en Het tijdstip dat je koos had geschreven, wist ik waar ze moesten staan en was de bundel af. En nu ben ik trots dat het gelukt is. 


Kom mee naar bed

Het afgelopen jaar of zo
sliepen we zelden samen.
We hadden een ménage à trois,
jij, ik en je kanker.

Ik kwam soms even kijken
hoe jullie beiden het maakten
of jullie zin hadden in ontbijt
na een lange nacht samen
of in lunch na een ochtend in bed.
Een hapje in de vooravond
als de gordijnen zich sloten.
Nog later las ik je vaak voor.
Verhaaltjes voor als het bedtijd was.
Op slechte dagen was het altijd bedtijd.
Daarna trok ik me terug
om jou de kans te geven
niet te slapen.

Je had alles op orde.
Je voorraad zakdoekjes onder het kussen,
je niet-slaappillen,
je immobieltje,
je dunne witte sjaal, je dikkere roze,
je schrijfblokken, je pennen ernaast,
alles bij de hand
behalve mij.

Nu lig ik in het bed dat uit Australië kwam.
Het was al oud toen ik het kocht, in een kringloopwinkel.
De matras was dol op onze lijven, dankbaar als een dier
uit het asiel, klaar voor de lange reis naar hier.
We hebben het tienduizend mijl verscheept
en toen verankerd in jouw Schotse paradijs.
Met onze blote voeten tegen het voeteneind
waren we samen keer op keer man, bed en vrouw.
Het bed is tweemaal zo groot geworden, ik ben hier alleen
en lig krampachtig opgerold, een deken van ellende om me heen.
Ik ben bang dat ik alles ga vergeten:
hoe je vingers aanvoelden,
de warmte van je buik tegen mijn rug,
de vorm van je dijen onder mijn hand.
Ik ben bang je voorgoed kwijt te raken
aan die andere kamer.

Ik heb geduldig, o zo geduldig
gewacht, alvorens met
mijn liefste stem te vragen:
Kan ik je verlokken?
Kan ik je verleiden met ons verleden?
Deze matras mist je.
Hij is doorgezakt, een ander past hier niet.
O, ik weet best dat je daar heerlijk
in je eigen wereldje ligt.
Ik weet best dat je eindelijk
rust hebt gevonden
in je as.
Maar toch…

Voor één nachtje…
Voor één nachtje maar…
Slaap met me.

Archief 2025