donderdag 19 januari 2023
Vervolg van gisteren.
IJzersterke bijdrage, dinsdag 17 januari, op de Opiniepagina van Trouw. Onder de kop ‘Nederland belooft de natuur te redden, maar moet daarvoor keihard aan de bak’ schrijft Herbert Prins, hoogleraar ecologie van Universiteit Wageningen:
De landen die lid zijn van de Conventie voor Biologische Diversiteit namen vorige maand een belangrijke beslissing[…]: Wij gaan de natuur redden! Commentatoren benadrukken dat de nieuwe afspraken niet bindend zijn. Maar het document stelt dat alle landen een actieplan moeten opstellen en hun nationale biodiversiteitsstrategie moeten aanpassen.
Nederland is gewend het mondiale zuiden op te dragen de natuur te redden. Wat zijn nu de gevolgen voor onszelf? Die zijn niet mis. Nederland kent vier hoofdgebieden die elk voor dertig procent volledig beschermd moeten worden. Voor ons deel van het zogenoemde continentale plat is dit relatief makkelijk, zeker als we windmolenparken mogen meetellen.
Het tweede hoofdgebied omvat de Waddenzee, de Voordelta (het ondiepe water op de plekken waar de rivieren de zee in stromen) en de driemijlszone, het zeegebied aan de rand van de kust. Hier is het beschermingsdoel met wat duwen en trekken ook mogelijk. In deze gebieden mogen vissen en mosselen worden geoogst, mits de populaties duurzaam beheerd zullen worden.
Het derde hoofdgebied omvat de rivieren, vennen en meren, dus ook het IJsselmeer. Het vierde hoofdgebied is ons landoppervlak. Voor deze twee hoofdgebieden moeten wij knetterhard aan het werk. De huidige oplossing om 'land en binnenwateren' als één categorie op te voeren en het IJsselmeer mee te tellen bij het oppervlakte beschermd land, is foutief vanuit biodiversiteitsoogpunt. Ongelijke categorieën moeten beide beschermd.
Voor het land komen we honderdvijftigduizend hectare (ruwweg de provincie Utrecht) aan beschermd gebied tekort. Er gaan geruchten over voorstellen om een deal met Duitsland te sluiten en beschermd Duits land mee te rekenen voor Nederland. Dat moeten we niet willen: de partijen zijn soevereine eenheden. Dus niet afschuiven naar een ander land en daarna mooi weer spelen.
In de zeventig procent die niet integraal beschermd hoeft te worden, moeten wel alle wilde soorten duurzaam in stand worden gehouden. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan, Nederland heeft de laatste dertig jaar dramatisch gefaald in bijvoorbeeld het duurzaam in stand houden van weidevogelpopulaties. En vrijwel in het hele land storten zangvogelpopulaties in, net als die van wilde planten.
De afspraken bevatten bovendien een doel dat nog veel moeilijker is te halen. Alle soorten die door vorige en de huidige generaties ernstig bedreigd zijn of bijna uitgeroeid, moeten worden aangevuld tot een acceptabel niveau. Dus weer grote aantallen orka's en bultruggen in de Noordzee, zeegrasvelden in de Waddenzee, steur en zalm in onze rivieren, en veel kraanvogels, visarenden, dassen en otters. En, als klap op de vuurpijl moeten we elanden en bruine beren terugbrengen. We hebben ook toegezegd dat mensen en wilde dieren harmonieus kunnen samenleven in ons land. Wolven moeten samenleven in ons landschap met schapen, boeren en reeën, maar wilde ganzen ook.
Doel nummer achttien is een bom onder ons bestel. Dit stelt dat ook Nederland moet stoppen met voor de natuur negatieve steun in de rug van vooral boeren en vissers. Alle subsidies die negatieve effecten hebben voor onze inheemse soorten, moeten verdwijnen. In 2025 moeten we al die subsidies hebben geïdentificeerd, en in 2030 moeten ze wereldwijd met ruwweg vijfhonderdmiljard euro zijn verminderd. Eindelijk wordt de bijl aan de wortel gezet van het voor de natuur infame Europees en Noord-Amerikaans landbouwbeleid. De discussie in de Tweede Kamer over landbouwsubsidies is door Montreal al achterhaald.
Met deze afspraken komt Nederland er niet langer mee weg Brazilië de les te lezen over het Amazone- oerwoud, platitudes te delen over de ijsbeer in het noorden, Indonesië te kapittelen over de orang-oetan. Het moet aan de slag op eigen grond- en zeegebied, ook in de Caraïben.