maandag 16 januari 2023
De beste krant van Nederland – en dat is ontegenzeglijk Trouw – memoreert vanochtend twee bekende Nederlanders: wielrenner Lieuwe Westra, pas veertig jaar oud, en filmmaker Arjan van Engen, ook pas zesenveertig.
Westra overziet dat het leven hem al jaren niets meer te bieden heeft en zoekt zijn heil in zelfdestructie door drugs en alcohol. Zijn dood is voor intimi verschrikkelijk, maar komt niet onverwacht. Dit in tegenstelling tot die van de energieke Van Engen, die zelfmoord pleegt op het moment dat het leven hem toelacht en hij in zijn kracht zit. Alleen is die daadkracht ook sterk genoeg om hem te doen besluiten dat hij de staat van de wereld niet meer wil aanzien.
Wie nooit een depressie heeft meegemaakt, moet zich gelukkig prijzen. Er bestaat werkelijk niets ergers. Je wilt je leven niet langer leiden zoals je dat ‘lijdt’ en elke dag kom je iets verder in de beslissing je van dit noodlot te bevrijden. In eenzaamheid, want als je erover praat, wil men je ‘helpen’ te overleven. Maar je wilt juist weg uit dit uitzichtloze bestaan. Waarom? Om alles.
Ik heb het helaas wél meegemaakt, maar met de juiste en met de liefste en geduldigste mensen om me heen, heb ik het gered. Maar nog altijd als ik zulke stukken lees, zoals vanochtend in Trouw, herinner ik me die zware tijd en ben ik van slag.
Ter illustratie enkele citaten uit de genoemde artikelen. Journalist Thomas Sijtsma schreef een boek over Lieuwe Westra en Trouw vroeg hem om een In Memoriam te schrijven:
Het Beest noemden ze hem. De meest treffende bijnaam in het peloton. Lieuwe Westra kon zo ongenadig hard fietsen dat alleen kijken al pijn deed. Meedogenloos was hij, voor vriend en vijand, maar vooral voor zichzelf. Een trainingsrit duurde bij voorkeur nooit minder dan zes uur. Zijn adagium: pauzes waren voor de talentlozen. Als Westra iets deed, dan deed hij dat goed.
Aan zijn bijnaam dacht ik nog in september. De laatste keer dat we elkaar zagen. Na verontrustende berichten van vrienden en familie zocht ik hem op in een autogarage op het industrieterrein van het Noord-Hollandse Zwaagdijk. Hoewel hij van nature onhandig was - in de biografie vertelde hij dat hij geen band kon plakken - kluste Westra bij als monteur.
Overnachten deed de voormalig stratenmaker op de vide van de garage. Het matje waar Westra die nacht op had geslapen lag nog op de grond. Een deken voor de kou lag ernaast. Het was een treurig aangezicht. Beestachtig. De voormalig prof was alles kwijt. Buiten de korte broek en het besmeurde shirt dat hij droeg, bezat hij niks meer. Zijn haar zat wild, zijn ogen bewogen vluchtig door de ruimte. Wat hij nog met zijn toekomst wilde, wist hij niet. Leven van dag tot dag, met drugs en alcohol als brandstof.
Dat vond hij wel best. Op de vraag of hij niet aan zijn verslavingen geholpen wilde worden, reageerde hij ontkennend. Wat maakte het allemaal nog uit? Altijd had hij naar anderen geluisterd, altijd gedaan wat ze hem vroegen. Daar was hij klaar mee, nu bewandelde hij zijn eigen weg. Hij verdwaalde in het donker en in plaats van de helpende hand koos hij de afslag die hij beter niet had kunnen nemen: die van fatale zelfdestructie.
Westra begon na zijn wielercarrière […] samen met zijn vrouw Ingrid Kimber een fietshotel in het Spaanse Calpe. Na een eerdere depressie aan het einde van zijn profbestaan lachte het leven hem weer toe. De zon scheen als nooit tevoren. Westra leek na inktzwarte jaren als herboren. Kimber was het beste wat hem als man kon overkomen, vertelde hij. De Australische was niet alleen beeldschoon en intelligent, ze zorgde ervoor dat het hotel liep als een trein. Westra hoefde alleen maar te fietsen met de gasten.
Het huwelijk liep op de klippen en Westra keerde terug naar Nederland. In het afgelopen jaar kwam hij meerdere keren in aanraking met de politie. Blijdschap en verdriet kwamen bij hem altijd zo dicht bij elkaar dat ze regelmatig botsten. Voortdurend was het balanceren, voor hem en zijn naasten.
Het ene moment fietste hij naast geletruidrager Vincenzo Nibali de Champs-Élysées op, even later kwam hij vanwege de donkere gedachten zijn bed niet uit. In een klein appartement in Monaco, waar de Fries nooit helemaal aardde, kwamen de muren op hem af. 'Het Beest bestaat niet meer. Ik besta niet meer. Ik ben een hoopje ellende geworden', zei hij daarover in de biografie.
Daarin ging hij voorbij aan hoe geliefd hij was in het peloton en daarbuiten. Dat vergat Westra vaak, ook in de laatste maanden. In zijn beleving was iedereen altijd tegen hem. […]
Westra kon tegelijkertijd zo verschrikkelijk sterk en kwetsbaar zijn. Eenmaal in de kopgroep kon het peloton hem niet meer te pakken krijgen, in het leven net zo ongrijpbaar voor iedereen die van hem hield. Hij vocht voortdurend met zichzelf, zocht in het leven naar iets wat er misschien helemaal niet was. Altijd lonkten middelen die hem langzaam vernietigden, hij nam er meer van dan goed voor hem was.
Wordt vervolgd.