zaterdag 02 april 2022
Met Reus loop ik linksaf de smalle dijk op – druk en ook gevaarlijk, want je mag hier maar dertig, maar bijna niemand houdt zich hier aan de verkeersregels; zelfs niet degenen die hier zelf wonen en weten hoe riskant dat is. Na een paar honderd meter gaan we links de brug over de Giessen over. Vervolgens lopen we rechtdoor tot aan de tweebaansweg – je mag hier maar vijftig, maar ook hier is het een racebaan, want handhaving bestaat niet in dit dorp. Die steken we over. Dan slaan we rechtsaf en lopen over het trottoir naast het fietspad van die autoweg naar en over de volgende brug over de Giessen. Meteen daarna gaan we links het trappetje af richting het parkje. In dat park – een van de weinige losloopgebieden voor honden – kiezen we voor een van de twee paden linksaf richting de sluis, daar waar de Giessen overgaat in de Merwede. Ik heb me voorgenomen, want deze route loop ik vaak, de sluis via de loopbrug over te steken en daarna onze route te vervolgen richting de strandjes aan de Merwede en weer terug via de Rivierdijk. Daarna lopen we richting het centrum en via de drukke smalle dijk komen we weer thuis.
Sinds kort laat ik Reus los zodra we in het parkje richting de sluis lopen. Ik doe haar weer vast bij de sluis. Dat gaat goed. Soms blijft ze wat achter als een andere wandelaar met hond(en) in haar zicht komt of ze rent zelfs een eindje terug. Via een omweg komt ze een minuut later dan toch weer op me af gerend, opgelucht, want het grote gevaar dat zij soms in andere honden ziet, heeft zij getrotseerd.
Vanochtend ging het anders.

Reus (in een fotomontage)
In de verte, vanaf de sluis en op nog zo’n honderd meter afstand, komt er een vrouw aanlopen met twee kleine honden. Ook los. Reus ziet ze, twijfelt geen moment en zet het op een hollen. Maar dan dus terug naar van waar we komen. Ik wacht tot ze voorbij zijn en vraag aan de vrouw of zij wil opletten of zij Reus nog ziet. Even later roept zij: “Ja, zij zit iets verderop.” Ik wacht en hoor niks meer. Ik loop langzaam terug. De vrouw is inmiddels in druk gesprek met andere wandelaars met honden. Of zij mijn hond nog gezien heeft, vraag ik. “Nee,” zegt ze, ongeïnteresseerd, en praat verder. Ik loop door. Geen Reus. Bij de parkingang richting de autoweg (!) komt een vrouw naar me toe gehold. “Bent u uw hond kwijt?” Ja dus. “Nou, die liep hier net richting de weg en ik dacht: dat klopt niet.” Dit gaat niet goed.
Ik ben alleen thuis vandaag. En buren zijn op vakantie. Bellen dat Reus misschien terug naar huis aan het lopen is en of iemand haar tegemoet wil komen, heeft dus geen zin. Maar… ze kan bij de parkingang ook naar links zijn gerend langs de autoweg en dan via een omweg alsnog in het parkje richting sluis lopen in de verwachting dat ik daar ben. Dan gaat ze helemaal niet naar huis, misschien zelfs wel de loopbrug op, waarna ze uitkomt op het fietspad naast de A15! Dit is een ramp.
Ik besluit toch maar richting huis te lopen. Trappetje op. Naar rechts. Trottoir naast het fietspad naast de autoweg. Over de brug over de Giessen. Rechtdoor. Geen Reus te bekennen. Dan linksaf. Weer richting de volgende brug over de Giessen. Eroverheen. Aan de overkant staat een bekende met haar hond. “Heb jij Reus gezien?”, vraag ik. “Ja, die zat hier op de brug om zich heen te kijken. Ik dacht, dit klopt niet. Ik ben, om haar niet te laten schrikken, maar omgedraaid.” “Ging Reus daarna richting huis of juist weer terug richting park?”, vraag ik. “Ja, dat weet ik dus niet, want ik ben snel omgedraaid…”
Nu Reus al zo ver richting huis is gerend, is de kans groter dan ze die reis vervolgt dan weer richting het parkje gaat, schat ik in. Dus loop ik naar rechts, over de smalle dijk, richting huis. Halverwege kom ik een buurtbewoner tegen: “Ben jij je hond kwijt? Ik probeerde d’r te vangen, maar dat lukte niet. Volgens mij liep ze naar jullie huis.” Iets opgeluchter loop ik door, kom bij huis aan en ja, daar zit ze: voor mijn werkplaats en dolblij dat ze me ziet.