Logboek

Het Logboek (de edities van 2012 t/m najaar 2016 zijn hier niet meer terug te lezen) veranderde 1 januari 2020 weer van een dag- in een Weekboek. Elke week - een enkele keer iets vaker en vaker iets minder - schrijven over wat week maakt. Of zoals ik het tegenwoordig noem: ik ben in mijn leven onderweg om mooie dingen aan te raken. Vanaf juni 2021 zal er minder vaak dan wekelijks een bijdrage te lezen zijn; de schrijftijd gaat op aan boeken die in februari en in oktober 2024 verschijnen.

-----

Voor wie een handvat zoekt: met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar; met de pijl links vooruit naar het volgende. Handiger echter zijn deze links: daarmee ga je naar de inhoudsopgaven van 202320222021, 2020 (deel 1: A t/m F, deel 2: G t/m Ldeel 3: M t/m R, en deel 4: S t/m Z), 2019 en 2018 en de logboeken van 2017 en (enkele van) najaar 2016.

-----

Dat in het beeld de klok op vijf uur staat, is omdat mijn dag al zolang ik mij herinner, begint rond (en meestal al ruim voor) vijf uur 's morgens, hoe laat het 's avonds ook wordt. Sinds de zomer van 2022 sta ik op om steevast drie uur. Om te schrijven zijn het mijn meest productieve uren van de dag.

Week 22 - 50. Mooie boeken [1/3]

zaterdag 05 juni 2021

Schaamte is een reactie op een vermeende of echte tekortkoming, van jezelf of van mensen met wie je geassocieerd dreigt te worden. Mening kind heeft zich wel eens voor zijn ouders geschaamd. Een ingrijpende ervaring, omdat het de vanzelfsprekend geachte loyaliteit op de proef stelt. De schaamte voor de ouders leert het kind hoe ingewikkeld liefde kan zijn, dat loyaliteiten vrijwel altijd een compromis zijn en dat het verraad niet alleen van buiten komt. 
Het is zelden het grote morele falen dat voor de meest intense schaamte zorgt. [...]
De bron van diepe schaamte kan een futiliteit lijken. Jaren geleden hadden mijn petekind en zijn moeder een gehaktbrood voor mij gemaakt, ze waren er de hele dag mee bezig geweest. Ze waren er trots op. Mijn petekind was nog jong, een echt kind. Ik had er geen zin in, gehaktbrood smaakt me niet, en vroeg of ze iets anders voor me konden maken. De teleurstelling stond op hun gezichten, vooral op dat van het kind.
Ze hebben het er nog weleens over, altijd grappend, maar het geeft aan dat de gebeurtenis ook op hen diepe indruk heeft gemaakt. Voor mij is dat gehaktbrood een symbool van schaamte geworden, van de onnadenkendheid waarmee je mensen pijn doet, gemakzucht. Als ik erover denk, is de schaamte over deze specifieke gebeurtenis alleen maar groter geworden.







Er verschijnen prachtige boeken in kleine oplagen. Zoals de handwerkjes van Hof van Jan, waarover ik hier al veel vaker schreef. Er zijn weer enkele nieuwe deeltjes, in honderd exemplaren vervaardigd. In alfabetische volgorde: Gehaktbrood van Arnon Grunberg, waaruit bovenstaand citaat afkomstig is, en De kerk is een kwaadaardig bastion van Delphine Lecompte, waarvan dit citaat het begin is:

De katholieke kerk is een verwerpelijke potsierlijke seksistische homofobe sentimentele hypocriete instelling, waarom verwondert dat de mensen nog?
De katholieke kerk is sinds het begin van haar bestaan een bastion van protserige eerzuchtige idioten, hypocriete sentimentele hansworsten, gewiekste kooplieden en kwaadaardig zalvende boemannen wier pedofiele strapatsen met de mantel der liefde werden en worden bedekt… 







Het derde deeltje is het mooist: Paul van der Steen schreef en illustreerde Het laantje van Eldering, als tweede deel van Leuk meisje. De schrijver vertelt over Astrid, zijn eerste echte vriendinnetje en het eerste meisje met wie hij het deed: Ik herinner me […] de keren dat haar Duitse moeder – eindelijk – een dagje niet zu Hause was. Ik kan nog altijd de propere geur van Astrids witte lakens tevoorschijn toveren. 
Astrid was vroeg rijp voor haar leeftijd en stoer als een jongen: God, wat had ze een witte huid en een ondeugende lach en wat kon ze vieze bakken vertellen. Maar… hij ging zich aan haar vuige grappen en ongeduld ergeren en vond haar op een gegeven moment ook een beetje dommig. Dus…

Wat er toen gebeurde, sloeg me met een moker op mijn kop. Ze begon zo vreselijk te snikken, zo vre-se-lijk te snikken. Steeds luider en smartelijker werd het huilen, haar hele lichaam beefde en rilde. Wat zag ik ineens een eenzaam meisje met dat jongensgezicht. 
Ik kromp ineen vanwege de bruutheid van mijn afwijzing. Maar ik zette door, terwijl het gezicht naast mij veranderde in een grauwe, verwilderde tronie. Nooit heb ik zo plotseling een diepe eenzaamheid op een gezicht zien ontstaan. […] Ze vroeg me niet eens meer of ik het wel meende wat ik zei. Ze zei me helemaal niet dat zij nog zoveel van mij hield. Niets. Alleen maar het onbedaarlijke snikken en het schokken van haar lijf. Ze heeft niet meer tegen me gesproken. En terwijl ze maar voort bleef gaan met dat onbedaarlijke snikken, stapte ze op de fiets, van mij vandaan, weg van ons laantje. 

Archief 2021