dinsdag 20 april 2021
Laat ik er maar eerlijk over zijn: die kraai vloog ook mijn werkplaats binnen. Vraag me niet hoe, want geen deur of raam stond er open. Nog opmerkelijker: de werkplaatskat lijkt van zijn aanwezigheid niet eens weet te hebben.
Ik weet niet hoe, maar wel wanneer: toen al die ruim veertigduizend boeken door mijn handen gingen, waarvan ik er vele al decennia bezit – sommige zelfs langer dan vijftig jaar. En toen ik de keuze had gemaakt welk driekwart van die verzameling een nieuwe bestemming mocht krijgen en uit huis verdween, begon ik aan de documenten. Brieven van voorbije liefdes, waar de hartstocht vanaf spat, maar later twijfel in doorklinkt, nieuwe hoop gloort, de wanhoop toeslaat, het einde zich aandient of al genomen is… Advocatenbrieven en rechtbankstukken als herinnering aan hoe de bijna grootste vriendschap van mijn leven is verwoest… De langdurige vriendschap had belangrijker moeten zijn dan het conflict, maar was het niet. Correspondentie als herinnering aan dierbaren die er niet meer zijn… Had ik anders moet liefhebben? Deed ik meer vriendschappen tekort? Heb ik goed afscheid genomen van wie mij ontvielen? Wat bewaar ik, wat mag of moet weg? De kraai kijkt over mijn schouder mee.
“Maar waarom moet het weg: na de mediatheek ook die grote bibliotheek en vervolgens die rijke correspondentie?”, vragen vrienden. Omdat ik De Liefste niet wil opzadelen met deze last. Ik ben inmiddels te vaak in te ruimen schatkamers geweest waar de Erven geen raad mee wisten nadat het enthousiasme over het unieke karakter ervan door derden toch in twijfel was getrokken. Dat gaat mij niet overkomen; nu kan ik er zelf nog over beslissen. Ik verwacht instemming van de kraai, maar hij krast me uit, vliegt een rondje door de ruimte en schijt, terwijl hij me aankijkt, op een boek dat juist wèl een kostbaarheid is – of was.
In het interview waarnaar ik verwijs – zie nogmaals hier – zegt Jacob Derwig: “Kraai is alles wat je misschien niet wilt maar wel móet voelen. Hij dringt zich onuitgenodigd aan je op en gaat pas weg als je hem niet meer nodig hebt.” Kraai pikt zachtjes in mijn oor en tegen mijn lippen en vlijt zich tegen me aan. Hij heeft geen haast.