woensdag 24 maart 2021
Met het ontmantelen van mijn bibliotheek verdwijnen veel schrijvers helemaal of bijna uit beeld. Niet de dichters en niet de auteurs wier werk ik al mijn hele leven met me mee draag. Onder hen: Marten Toonder (1912-2005) en Simon Vestdijk (1898-1971). Van beiden staan er honderden werken in mijn kast en die blijven er staan.

16 maart was de tachtigste geboortedag van Toonders Tom Poes en een week later, 23 maart, de vijftigste sterfdag van Simon Vestdijk. Wie zijn kennis over Marten Toonder wil opfrissen, moet maar eens de website van neerlandicus en Bommeldeskundige Klaas Driebergen raadplegen.

Wie nog niet weet dat Simon Vestdijk de grootste literaire auteur van Nederland is, moet De toetssteen lezen, het boek waarin schrijvers Kees ’t Hart en Maarten ’t Hart (geen familie) corresponderen over hun bewondering voor de man die, volgens A. Roland Holst, sneller schreef dan God kan lezen.

Ter gelegenheid van het verschijnen van dat boek interviewde Stijn Fens – de bijzondere aardige zoon van criticus-essayist-letterkundige Kees Fens – Kees ’t Hart voor Trouw (20 maart). Een paar citaten:
De twee schrijvers kenden elkaar, hadden af en toe contact en wisten van elkaars liefde voor Vestdijk. Begin vorig jaar zag Kees ’t Hart op een tentoonstelling een foto hangen van Vestdijk op zijn doodsbed en vroeg per mail aan Maarten ’t Hart of hij die foto kende. Anderhalf uur later kwam het antwoord al. Nee, hij kende ’m niet. Kon Kees ’t Hart misschien een afdruk bemachtigen? “Maarten wilde ’m graag op zijn werkkamer hangen.” Die afdruk kwam er nooit, maar de kwestie leidde wel tot zeven maanden heen en weer mailen tussen Den Haag en Warmond over de schrijver van misschien wel het meest omvangrijke oeuvre uit de Nederlandse literatuur, in ieder geval het meest gevarieerde.
Simon Vestdijk (1898-1971) schreef 52 romans, honderden gedichten en talloze essays. Hij werd vaak genoemd als winnaar van de Nobelprijs voor de Literatuur, maar kreeg ’m nooit.
De liefde voor Vestdijk spat van de brieven in De toetssteen af. Er wordt veelvuldig geciteerd uit bekende romans als De koperen tuin en Terug tot Ina Damman, maar ook uit de bij het grote publiek onbekende muziekessays. Uiteindelijk is het boek een hartstochtelijk pleidooi voor lezen, vooral voor het lezen van Vestdijk.
Is het boek ook bedoeld als een steun in de rug voor hem? Vestdijk wordt – laat ik het aardig zeggen – niet meer zoveel gelezen.
“Dat is een grote ergernis van ons beiden. Vestdijk niet lezen, dan moet je toch wel stapelgek zijn. Er heerst weinig gevoel om ons heen voor zijn grote werk. Altijd maar weer dat geklets dat hij zo koel en cerebraal is. Echt bullshit. Het is ontzettend emotionele literatuur. Je kunt er tranen met tuiten bij huilen. Er zijn tegenwoordig maar weinig schrijvers in Nederland waarbij je in de stijl iets van Vestdijk terugziet. […]

Graf Vestdijk. Nieuw Eykenduynen Den Haag
't Antwoord op elk raadsel in de tijd
D'eendre oplossing: vergank'lijkheid
(uit gedicht Mnemosyne in de bergen)
Maarten ’t Hart noemt Vestdijk de toetssteen, iemand aan wie je je scherpt, die je de weg wijst naar andere schrijvers. Kortom: hij is de maat der dingen. Dat geldt dus ook voor u?
“Hij is de grootste. Waarom? Ik weet het niet. Dat is een te moeilijke vraag. Hij schrijft geweldige verhalen. Vestdijk werkt niet met realisme, maar met symbolisme. Maar tóch is het realistisch. Al die dingen waar ik sterk naar verlang in mijn eigen werk. Bovendien is hij een geweldig stylist, waar ik ongelooflijk voor val. Met die schitterende, dansende zinnen.”
Toch zitten wij hier samen met het mysterie dat hij steeds minder gelezen wordt en lijkt bijgezet in de grafkelder van de Nederlandse literatuur.
“Dat vind ik heel erg. Echt naar. Is ook beetje zijn eigen schuld. Hij ging zijn eigen werk uitleggen en allemaal theorieën eraan verbinden. Je hoefde het er niet meer over te hebben. Alles over Vestdijk is al gezegd. Ook door hem zelf, voor een groot deel.”
Een schrijver als Nescio lijkt de tand des tijds beter te hebben doorstaan. Zit ‘m dat ook niet in het feit dat hij een relatief klein, fijnzinnig oeuvre achterliet en Vestdijk een gebergte aan romans, essays en gedichten dat zijn werk voor sommigen maakt tot een onneembare vesting.
“Misschien is dat wel zo. Maar het is niet terecht. Ik ga hier niets afdoen aan Nescio, maar wanneer we gaan vergelijken, komt het op heel andere dingen aan dan de omvang van het oeuvre. Kwaliteit op zich bestaat niet, alleen in vergelijking. En dan legt Nescio het voor mij toch echt af tegen Vestdijk.”
Waardoor overleeft een schrijver?
“Ik denk dat het vaak de inhoud is, het verhaal. Maar daar ben ik het niet mee eens. Voor mij overleef je als schrijver uiteindelijk door je stijl. Vestdijk verdient het om gelezen te blijven worden, niet omdat hij zulke spannende verhalen schreef over Pilatus en hoe het met hem verder ging na de kruisdood van Jezus. Dat kan iedereen bedenken. Het gaat erom hoe je dat verhaal opschrijft. De manier waarop je de werkelijkheid weergeeft. Zoals Vestdijk die bedscènes met Maria Magdalena en keizer Caligula beschrijft. Zo expliciet, stilistisch zo knap, dat je alleen maar kan denken: ‘Wow!’ ”
Hebben leraren Nederlands niet gewoon verzuimd Vestdijk goed te promoten?
“Ik hou er niet van om hen de schuld geven. Er zijn heel veel enthousiaste leraren Nederlands. Zelf ben ik het ook geweest. Ik heb veel voorgelezen uit Vestdijk. Dan zocht ik wel de goede stukken uit. En dan riep ik: ‘Wat een geweldige zin! Moet je horen!’ Er moet gewoon meer uit Vestdijk worden voorgelezen.”
Later zal hij zijn exemplaar van De koperen tuin pakken en wijzen op ‘zo’n goed stuk’, het begin van de roman. Alweer. Desnoods komt hij het zelf bij u thuis voorlezen. Het eerste wat ik mij van W… herinner, waar even na mijn vijfde verjaardag mijn vader tot rechter was benoemd, is de warme voorzomermiddag, toen de bal van mijn broer over de ijzeren krullen van het balkonhek vloog, de verlaten huiskamer in. “En dat schreef hij zomaar op. Dat hele boek zit in die bal. De magie komt het leven van Nol, de hoofdpersoon, binnen. Hij zit ook nog eens een sprookjesboek te lezen. Dat stelt niks voor, maar dan komt het sprookje zelf aanstuiteren in de vorm van een bal.” Kees ’t Hart wrijft even over zijn hoofd. “Dit is zulk groot schrijven.”
Aan het begin van zijn interview schrijft Fens over een van de momenten waarop Kees ’t Hart ontroerd raakt:
Het interview is al een tijdje aan de gang als Kees ’t Hart – niet voor het eerst – uit frustratie zijn hoofd op tafel legt. “Schrijf er maar bij: ‘Hij weent’.” Aanleiding voor dit gebaar is het einde van De kellner en de levenden, een van de 52 romans die Simon Vestdijk schreef. Het voert te ver om hier het plot uit de doeken te doen, maar neem van Kees ’t Hart aan: dat einde is weergaloos. “Lees dat boek nou maar gewoon, ik krijg kippenvel als we het erover hebben. En dan zijn er mensen die zeggen dat Vestdijk geen gevoel had. Hou nou toch op.”

Ach ja, dat einde. Ik heb De kellner en de levenden vaak gelezen, maar raakte door dat einde altijd weer van streek.