Logboek

Het Logboek (de edities van 2012 t/m najaar 2016 zijn hier niet meer terug te lezen) veranderde 1 januari 2020 weer van een dag- in een Weekboek. Elke week - een enkele keer iets vaker en vaker iets minder - schrijven over wat week maakt. Of zoals ik het tegenwoordig noem: ik ben in mijn leven onderweg om mooie dingen aan te raken. Vanaf juni 2021 zal er minder vaak dan wekelijks een bijdrage te lezen zijn; de schrijftijd gaat op aan boeken die in februari en in oktober 2024 verschijnen.

-----

Voor wie een handvat zoekt: met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar; met de pijl links vooruit naar het volgende. Handiger echter zijn deze links: daarmee ga je naar de inhoudsopgaven van 202320222021, 2020 (deel 1: A t/m F, deel 2: G t/m Ldeel 3: M t/m R, en deel 4: S t/m Z), 2019 en 2018 en de logboeken van 2017 en (enkele van) najaar 2016.

-----

Dat in het beeld de klok op vijf uur staat, is omdat mijn dag al zolang ik mij herinner, begint rond (en meestal al ruim voor) vijf uur 's morgens, hoe laat het 's avonds ook wordt. Sinds de zomer van 2022 sta ik op om steevast drie uur. Om te schrijven zijn het mijn meest productieve uren van de dag.

Week 46 - 102. Open-Domein

donderdag 19 november 2020

Om ongeveer zeven uur ’s ochtends op maandag 11 februari zette Sylvia brood, boter en twee zuigflesjes met melk in de kinderkamer. Ze deed de ramen open, legde extra dekens over ze heen, verliet de kamer en plakte de buitenranden van hun deur af met tape. […] Ze schreef op een afgescheurd stukje papier in grote blokletters haar laatste briefje in afzonderlijke, naar rechts aflopende regels:

                                                                  ALSJEBLIEFT BEL
                                                                       DR HORDER
                                                                            OP 
                                                                                 PRI 3804

Welgemanierdheid had in haar gedichten afgedaan, maar haar laatste geschreven tekst begon met ‘Alsjeblieft’. Aan de andere kant van Regent’s Park zouden The Beatles om tien uur ’s ochtends in de Abbey Road Studios aan de opnames van hun eerste album Please, Please Me werken. De ochtend van 11 februari 1963 was de geboorte van de jaren zestig.
Sylvia Plath legde haar laatst geschreven tekst tegen de kinderwagen in het halletje van de flat. Ze sopte de spleten rond de deur en het raam van de keuken dicht met theedoeken en kleren, en plakte alles af met tape. Ze draaide de gaspitten open, ging op de grond liggen met haar hoofd op een gevouwen doek op de klep van de oven. Terwijl ze stierf kwam de zon op achter het grote raam links van haar en baadde de keuken in licht. ‘De slechtste momenten,’ schreef Hughes later, ‘waren die twee of drie uur tussen het ene medicijn dat uit begon te werken en het andere dat in werking trad, ’s ochtend vroeg. Ze beschreef in de laatste alinea van haar dagboek haar angst voor de gruwel van die momenten.’
Ariel’ anticipeert Plaths laatste ochtend bijna: de verteller verlangt ernaar de ‘kinderkreet; te ontvluchten terwijl ze, ‘doodbelust’, apotheose overweegt. In een brief uit 1988 noemt Hughes het gedicht ‘een profetie van zelfmoord’. Maar, net als ‘Lady Lazarus’ en ‘Edge’ gebruikt ‘Ariel’ zelfmoord metaforisch – als spektakel – om licht te werpen op de risico’s, beloningen en beperkingen van vrouwelijke ambitie. Die gedichten bieden geen verklaring voor de feitelijke zelfmoord van de auteur. ‘Child’, met zijn intieme openbaring van het duistere hart van depressie, doet dat wel. Het komt het dichtst bij het briefje dat Plath nooit heeft achtergelaten. […]

Jouw heldere blik is het enige echte wonderschone.
Ik wil hem vullen met kleur en eenden,
Een dierentuin vol nieuwe dingen
Waarvan je de namen herhaalt – 

Sneeuwklokjes,
Spookplant,
Klein,

Lief onbeschreven blad,
Vijver waarin beelden
Groots en klassiek te horen zijn

Niet dit nerveuze 
Handenwrijven, dit donkere
Gewelf zonder sterren.








Plath droeg Ariel (een keuze uit de gedichten die Plath schreef in de turbulente tijd tussen 1961 en 1963, toen ze scheidde van de Engelse dichter Ted Hughes en met haar twee kleine kinderen – ze zijn pas twee en een jaar oud als Sylvia sterft – verhuisde naar Londen; Hughes stelde die samen en de uitgave verscheen postuum in 1965, FV) op aan haar kinderen. Vol grootse en klassieke beelden zat het manuscript keurig geordend in een zwarte map op het bureau in haar slaapkamer. Hughes zou het later die dag aantreffen naast manuscripten van enkele van zijn eigen gedichten […] en een stapel van negentien andere gedichten die Plath voor haar derde bundel in gedachten had. Frieda Hughes schreef over haar moeders grootste werk: ‘De kunst was om niet te vallen.’

Terwijl Plath zich voorbereidde om te sterven lag Hughes in de armen van Sue Alliston op Rugby Street 18. Hij reed haar naar haar werk op maandagochtend en trok zich vervolgens terug in de stille, ingesneeuwde rust van zijn flat van Cleveland Street. In ‘Last Letter’ herschiep hij het tafereel van die ochtend voordat dr. Horder de vier woorden die zijn leven veranderden uitsprak.

Ik stak mijn vuur aan. Ik had mijn papieren klaargelegd.
En ik was begonnen met schrijven toen de telefoon
Wakker schokte, met een ratelend alarm.
En ik me alles herinnerde. Het kwam terug in mijn hand.
Toen bezorgde een stem als een uitgekozen wapen
Of een afgemeten injectie
Koel zijn vier woorden
Diep in mijn oor: ‘Uw vrouw is dood.’







Citaat uit Rode komeet, de vertaling van de verpletterende biografie die Heather Clark schreef over Het korte leven en de vlammende kunst van Sylvia Plath. Boek van 1344 pagina’s over het leven van iemand die slechts dertig jaar oud is geworden en tijdens haar leven 'slechts' twee boeken schreef: een roman en een dichtbundel! Het is verschenen in de biografische Open-Domein-reeks, die bestaat naast de autobiografische Privé-Domein-serie.

 




Van het achterplat:
Zestig jaar na haar spectaculaire debuut als dichter verschijnt een gloednieuwe, allesomvattende biografie van Sylvia Plath. Rode komeet geeft ons de uitzonderlijk getalenteerde vrouw terug die zo lang door haar tragische einde is overschaduwd. Heather Clark reconstrueert Plaths stormachtige ontwikkeling als dichter en intellectueel. We lezen over haar vastberadenheid geen conventioneel pad te volgen, haar conflictueuze verhouding tot haar moeder, haar worstelingen met een volkomen inadequate geestelijke gezondheidszorg, haar jaren in Cambridge en haar explosieve verbintenis met Ted Hughes. Rode komeet gaat over een leven in volledige toewijding – niet aan de dood maar aan de kunst.

Archief 2020