woensdag 16 september 2020
Vervolg van eergisteren.
Er is vraag naar de oorspronkelijke bijdrage. Dit is de samenvatting die dus voorgelezen had moeten worden.
DE G-SPOT VAN HET CABARET
Over de vruchtbaarheid van Brabantse cabaretgrond
Is het toeval dat er zoveel (geboren dan wel getogen) Brabantse cabaretiers zijn? Nee, dat is echt geen louter toeval, vindt Frank Verhallen, oud-recensent, oud theaterdirecteur, en cabaretkenner bij uitstek.
Marc-Marie Huijbregts, Jochen Otten, Minou Bosua, Marcel Musters, Leo Alkemade, Karin Bruers, Rutger de Bekker, Martijn en Pieter Bouwman, Steef Cuijpers, Ronald Goedemondt, Henry van Loon, Hans Teeuwen, Remko Vrijdag, Diederik Ebbinge – destijds De Vliegende Panters en nu, op televisie, Promenade-aanvoerder – en natuurlijk Theo Maassen.
Bovenstaande, niet eens volledige opsomming van namen bewijst dat Brabant zich met recht dé cabaretprovincie mag noemen. Brabant is blijkbaar vruchtbare grond voor succesvolle cabaretiers. Maar waarom zijn Brabantse cabaretiers - er geboren of, zoals Ebbinge, Goedemondt en Maassen, getogen - succesvol? Zegt het succes van deze cabaretiers iets over die Brabantse grond? Ja, er bestaan tussen al die namen overeenkomstige typische Brabantse kenmerken waar men buiten Brabant zo dol op is en waar men zelf niet over beschikt.
Duidelijk is dat Brabant de laatste 25 jaar op alle fronten een inhaalslag heeft gemaakt. De provincie heeft sterk aan zelfbewustzijn en maatschappelijke betekenis gewonnen en wordt niet langer gezien als achtergesteld gebied. Het succesvolle VPRO-radioprogramma Radio Bergeijk (2001-2012) was een persiflage op een lokaal radiostation en dat stond niet voor niets in Brabant. Ook de voorloper ervan, Mannen van de radio (Pieter Bouwman en Hans Teeuwen, 1995-2004) was een VPRO-radiohit. Heel Nederland kon hard lachen om die Brabantse domheid. Maar… die werd dan wel bedacht door Brabanders die geraffineerd inspeelden op de vooroordelen waarvan de niet-Brabanders inmiddels heus wel wisten dat ze achterhaald waren. Een drietrapsraket dus. Zelfs randstedelijke cabaretiers kiezen inmiddels eerder voor een Limburgs dan een Brabants accent als ze een dom iemand willen neerzetten. En als Erik van Muiswinkel Harry Van Raaij imiteert, is dat gewoon een sterke typering, die zich niet richt op de Brabander in het algemeen, maar alleen op die voormalig PSV-voorzitter zelf. Bovendien is het inmiddels zelfs geen schande meer om als niet-Brabander supporter van PSV te zijn. Voor een thuiswedstrijd hoef je niet eens het vliegtuig te nemen.
Het succes van Brabantse cabaretiers valt dus allerminst te verklaren met lachen om Brabantse domheid. Wat spreekt de niet-Brabantse cabaretliefhebber dan toch zo in hen aan? Dat het Brabants accent ‘zacht’ is, is zeker. Allerminst hautain of zichzelf overschreeuwend, maar het is niet langer onverstaanbaar ingehouden. Dat de Brabander de randstedelijke arrogantie ontbeert, klopt ook. Hij is zich bewust van de Brabantse traditie van “doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg”. Maar hij is die inmiddels wel ontstegen. Ontmoet hij een schreeuwer, kruipt hij niet meer weg achter zijn voormalige minderwaardigheidscomplex, maar denkt na hoe hij die persoon met slimheid zijn lesje leert. Het is niet voor niets dat er de laatste jaren zoveel goede sporters uit Brabant komen. En niet langer alleen binnen de cafésport biljarten, maar eveneens binnen disciplines als zwemmen, paardensport, wielrennen, hockey en voetbal! De vooroordelen over onze Brabantse wortels hebben ons competitief gemaakt.
Met andere woorden: we weten onze Brabantse gemoedelijkheid inmiddels effectief te combineren met Europese moderniteit. Brabantse cabaretiers hebben van hun natuurlijke zwakte – accent, zelfonderschatting, gebrek aan geldingsdrang – hun kracht gemaakt. Het accent is tot inzet gemaakt: het staat niet langer in de weg, maar levert juist meerwaarde op, zoals een betrouwbare indruk. En de zelfonderschatting is overwonnen: niet doorgeslagen in zelfgenoegzame overschatting, maar verankerd in ingetogen zelfverzekerdheid. En in geldingsdrang. Alleen geldt ook hier dat de Brabander die niet voedt met blinde ambities en machtspelletjes, maar opereert vanuit zijn natuurlijke rust. Laat de Amsterdamse hardloper maar schreeuwen dat hij gaat winnen als hij de komende weken zo goed blijft trainen; zijn Brabantse concurrent zwijgt, maar traint zo hard dat hij er zich nu al op verheugt hoe hij hem verslaat.
Dus: Is het toeval dat er zoveel Brabantse cabaretiers zijn? Nee, dat is echt geen toeval.
Wordt vervolgd.