maandag 03 augustus 2020
De mens heeft een groot vermogen tot hospitaliseren, ook buiten het hospitaal. Het ‘laat mij maar liggen’-gevoel, of ‘zo gaat het ook best’. Het is iets moois, in een bepaald opzicht, dat vermogen tot aanpassing. Agenda leeg door corona: juist fijn. Niet meer naar het buitenland: geen reisstress. Geen vlees meer eten: met wortelen kun je veel doen.
Maar er zit ook iets anders aan, iets onverschilligs. Niet alles moet zo makkelijk los gelaten worden. Een tijdlang mis je misschien niet wat je ooit zo hoog waardeerde, maar je kunt je ongemerkt ook te veel laten ontglippen.
Zo begint Marjoleine de Vos vandaag - als ik dit schrijf is het 20 juli - haar tweewekelijkse maandagse column op de Opiniepagina van NRC-Handelsblad. Daarna komen er voorbeelden van groenten die smakeloos leken, totdat je die proeft uit een eigen tuin. Of vrienden die je tijdens Corona niet eens dacht te missen, maar als je ze dan weer ziet…
Waarom ik erover begin, is de aanleiding voor deze column met als titel: Laat de neerlandistiek maar ten onder gaan. Ik citeer uit het vervolg:
Toen ik ooit Nederlands ging studeren, kon ik niet vermoeden dat […] ik voor de rest van mijn leven gevormd zou worden door de colleges poëzie-interpretatie […] of dankbaar zou zijn voor geleerde onderzoekers […] die de verdwenen cultuur van het Keltisch en van de Middelnederlandse Arthurromans blootlegden. Er is zo veel wat de wereld interessanter en rijker maakt, wat achter gewone zinnen dieptes blootlegt, en het verleden zijn gloed laat spreiden over het heden. Wist je van niets, dan zag je die rijkdom ook niet. En dan kon het je misschien ook niets schelen dat we arm werden.
Ik slaap. Prima. Laat mij maar liggen. Laat die hele studie Nederlands maar gewoon ten onder gaan. We spreken toch al Nederlands? Laten we ons wat internationaler opstellen.
Hoe zou minister Van Engelshoven daarover denken? Hoe zou de rest van het kabinet denken, als het gaat over het redden van de neerlandistiek?
Dat antwoord is iets té gemakkelijk te geven: ze denken er niet over. Er is een fooitje beschikbaar, honderdduizend euro, dat dan ook nog gedeeld moet worden met andere talenstudies, voor neerlandistiek om ‘mooie plannen’ te maken voor de toekomst […] Onze bewindslieden weten niet meer hoe echte wortels smaken […], hebben nooit Leopold gelezen. Ze babbelen een nice little mouth English en kunnen zich niet voorstellen dat het zin zou hebben om de studie Nederlands te redden en te stimuleren.
Wie de rijkdom niet mist, kan zich niet voorstellen dat er alle reden is om ons beroofd te voelen nu we in eigen land amper nog Nederlands (kunnen) studeren. Laat ons maar liggen.
Marjoleine de Vos (1957) kwam tot nu toe slechts twee keer voorbij in mijn gedichten- en logboekrubriek (hier en hier) en daarmee doe ik haar tekort. Die column bracht mij ertoe haar vier bundels er weer eens bij te pakken – zij schreef ook andere boeken, waaronder beschouwingen, onder meer over koken, kunst en poëzie – en de komende dagen daaruit een kleine selectie te maken, te beginnen hier.