zondag 26 juli 2020
Eind jaren tachtig van de vorige eeuw krijgt een Groningse orgelstemmer de opdracht een beroemd kerkorgel te stemmen in een Zuid-Hollands havenstadje. Hij komt terecht in een wonderlijke wereld, bevolkt door eigenaardige, merendeels xenofobe dwarsliggers wier liefste bezigheid het is zowel elkaar als mensen van buiten ertussen te nemen. De stemmer maakt kennis met een Braziliaanse weduwe en haar eigenaardige dochter die zich ontpopt als een vaardige helper bij het stemmen. Dankzij de weduwe en haar behulpzame dochter raakt de stemmer echter in grote problemen die uiteindelijk, tamelijk onverwacht, toch nog opgelost lijken te worden.
Deze samenvatting op het achterplat van zijn nieuwste boek – zowat zijn vijfenzeventigste binnen vijftig jaar schrijverschap – heeft Maarten ’t Hart (1944) ongetwijfeld zelf geschreven. Wat stijfjes en uitweiderig…

De nachtstemmer speelt zich wéér af in Maassluis. Wéér zijn de namen melig gezocht: de hoofdpersoon heet Gabriel Pottjewijd (een potje wijd van huis?), een rechercheur die alle bezwaren wegwuift, heet Mooiweer en een winkelbediende van een ijzerzaak IJzerhard Paalvast. Nou ja… En wéér barst het van de dialogen waarin Maarten ’t Hart zijn personages al zo vaak door hem gedebiteerde informatie in de mond legt: zijn kennis over de bijbel, klassieke (orgel)muziek en literatuur, zijn opvattingen over het gereformeerde geloof waarmee hij al jong brak, zijn moeizame omvang met vrouwen en zijn behoefte aan rust en regelmaat – nee, met ‘reinheid’ neemt hij het minder nauw.
Genoeg reden er niet meer aan te beginnen? Allerminst, wat potverdorie, wat kan Maarten ’t Hart mooi schrijven. Stijfjes, te veel uitweidingen? Ontegenzeglijk, maar daar staat zoveel moois tegenover. De uitwerking van de stad bijvoorbeeld. In zijn boeken heeft Maassluis inmiddels alle gedaanten aangenomen: van bedompt tot groots en alles ertussenin, maar steeds kloppen de sferische contouren perfect. Of de verhaalcompositie, want die is spannend uitgebouwd, uitgezonderd het ronduit zwakke slot.
Nee, ik behoor niet tot zijn criticasters. Net zoals Jeroen Brouwers, die begin jaren tachtig al schreef:
Geen auteur in het enge wereldje van de Nederlandse letteren wordt zo gehoond als ’t Hart, geen auteur wekt om zijn formidabele eruditie en overrompelende productiviteit zozeer de afgunst van zijn collega’s van minder orde als ’t Hart. De hordes staan in slagorde gereed om hem op vergissingen te betrappen en wat ’t Hart zoal in geschriften afscheidt, is vooral ‘geen kunst’ in de ogen van penvasthouders die zelf niet kunnen schrijven.
Dit citaat is te lezen in Minnenbrieven aan Maarten, geschreven door Elsbeth Etty, die hem voorstelde om ter gelegenheid van zijn vijfenzeventigste verjaardag zijn levensverhaal tot nu toe op te tekenen aan de hand van zijn oeuvre.

Van het achterplaat:
Het resultaat is geen omvattende biografie, maar een empathisch portret, voortgekomen uit liefde voor zijn werk. Vandaar de titel Minnebrieven, ontleend aan Multatuli, net als de titel van 't Harts autobiografische kroniek Een deerne in lokkend postuur uit 2000. Voor dit boek las en herlas Etty niet alleen de vele romans, verhalen en essays van 't Hart, ook sprak en correspondeerde zij uitgebreid met de schrijver. Ze maakten de afspraak dat ze sans gêne naar alles mocht informeren waarover hij zich in zijn werk heeft uitgelaten.
Dat levert een boeiend portret op met veel nieuwe informatie over zijn werk en persoonlijheid. Wel pas lezen nadat je De nachtstemmer hebt uitgelezen, want anders weet je daarvan alles al.