zondag 19 juli 2020
Te ver, vindt hij het in eerste instantie, dan te koud, de derde keer verdwaalt hij en ten slotte komt hij erachter dat wandelroute 1, die langs zijn huis in de Eifel loopt, verdomd moeilijk te volgen is. Markeringen zijn verdwenen, bomen omgevallen, pijlen spreken elkaar tegen. Dat kan zo niet langer: Gerbrand Bakker besluit de route opnieuw te gaan markeren.
Wat volgt is een onweerstaanbaar geestig verslag van een fervent wandelaar die gewapend met een lijmpistool en tientallen markeringsschildjes tekens aanbrengt die de toekomstige wandelaar de juiste route moeten wijzen. Onderweg vreest hij voor een moorddadige hond met de naam Happy, en maakt hij weinig meters doordat hij steeds moet stoppen om een oude geliefde te zoenen. Hij verwondert zich om vraatzuchtige bomen en wordt begeleid door een hondje met gevoelige voetkussens.
Met zijn montere en laconieke stijl voert Bakker de lezer mee op zijn missie, tot en met het moment dat hij twee wandelaars zijn bewegwijzering uiteindelijk laat testen.
Heb net Gerbrand Bakkers tweede deel dagboeknotites gelezen (lees hier) als Uitgeverij Van Oorschot mij attendeert op De 3 bestaat niet van dezelfde auteur. Dat blijkt het het vierde deeltje te zijn in de, mij tot vandaag onbekende Een wandeling-serie, uiterst fraai in klein formaat en met wandelroute (!) uitgegeven. Eerdere deeltjes zijn van Marjoleine de Vos en Bregje Hofstede (beide verschenen in april) en Thomas Rosenboom (zojuist verkrijgbaar, net als Bakker). Als Van Oorschot elke paar maanden deze serie verrijkt met twee deeltjes, word ik blij.


Bovenaan deze bladzijde de tekst van het achterplat van Bakkers uitgave. Maar ik ben vooral nieuwsgierig naar de wandeling van Marjoleine de Vos, die ik het best ken als schrijver en beschouwer van poëzie. Het kan niet anders of haar route is doordrenkt van poëzie.
Van zichzelf koos zij Ruimtevrees, waaraan het bundeltje zijn titel dankt, en (het nog ongepubliceerde) Melancholia en daarnaast gedichten van Alberto Caeiro (alter ego van Fernando Pessoa), Rutger Kopland, K. Michel, Czeslaw Milosz, Wislawa Szymborska en Willem van Toorn. Aangename medereizigers.


Het achterplat:
Marjoleine de Vos wandelt elke dag een rondje vanuit haar huis in het Noord-Groningse Zeerijp. Onder een strakblauwe hemel, een grijs wolkendek of genadeloze regen, ze zijn er altijd: de akkers in bloei of kaal, de kraaien, de bomen in alle stadia van blad of niet blad, het kerkje van Eenum. Soms uien op het land, soms dollende hazen – alles is altijd hetzelfde en altijd anders.
Wat is het toch dat je zo kunt verlangen naar wandelen, vraagt De Vos zich af in Je keek te ver. Ze denkt na over het verschil tussen stad en platteland, de plek van cultuurlandschap in Nederland, over de kunst van het verliezen, landschapsleescursussen. En over hoe het hoofd zich verhoudt tot het lichaam: vaak zijn gedachten maar al te druk bezig, alsof je helemaal niet door een landschap loopt maar uitsluitend door je eigen bange, drukke hoofd. Kijk om je heen, moet je dan tegen jezelf zeggen. Niet de tijd in, maar over het land. Je keek te ver. Dat wat je zoekt is hier.