zondag 28 juni 2020

Eric Schreurs (1958) is 29 mei overleden. Pas 61 jaar oud, geruime tijd kampend met hartproblemen en al veel eerder gesloopt door de drankzucht die hem vaak noopte het werk voor enige tijd neer te leggen – nu voorgoed.

Hij debuteert in De Vrije Balloen: het satirische blad dat het woord ‘onfatsoenlijk’ tot doelstelling verheft. Nederlandse stripmakers richten het in 1975 op als bekende stripbladen als Pep en Sjors fuseren tot Eppo en er minder werk voor de beroepsgroep dreigt, zowel kwantitatief als kwalitatief, want de artistieke vrijheid komt in het geding.
De Vrije Balloen is niet alleen een satirisch stripblad voor volwassenen dat zich niet laat hinderen door redacties en uitgevers, maar laat ook ruimte aan getalenteerde jonge tekenaars. Een van hen is Eric Schreurs en na hem komt ook Hein de Kort de gelederen versterken. Zowel Scheurs en De Kort vertegenwoordigen het dirty realism, geïnspireerd natuurlijk door Robert Crumb.

Robert CrumB

Scheurs’ werk: stripfiguren als de tegendraadse hond Retep, die niet beschikt over poten, maar handen, want die heeft hij nodig om zijn middelvinger tegen alles en iedereen te verheffen. Daarnaast hondse heren als Knier Knellever en Adrianus, losers van de bovenste plan. Dat geldt in het kwadraat voor Schreurs’ beroemdste personage: Joop Klepzeiker. Deze ranzige, grofgebekte, seksist beleeft zijn avonturen van 1984 tot 2000 in Nieuwe Revu. De Vrije Balloen is dan inmiddels roemloos ten onder gegaan. De strips van Klepzeikers klaplopen herleven in 19 stripalbums, waarvan er meer dan een miljoen over de toonbank gaan.


Met Hein de Kort bedenkt hij begin jaren negentig de lotgevallen van Dick van Bil: Scheurs beeld en De Kort tekst. Onder het motto: Alleen voor mensen met ’n slechte smaak. Al eerder (in 1985) illustreert Scheurs ‘liederen’ van Theo van Gogh – evenmin gespeend van smetteloze smaak. Die verschijnen onder de titel Recreatie. Uit Van Goghs voorwoord:
Eric van Schreurs is mijn favoriete stripauteur. De eerste keer dat ik zijn werk zag, was ’t alsof de hemel openging. Ik rook de meur van God, hoorde Zijn kringspier spreken en heel zeker wist ik: hier wast een varken zijn handen.
Ik nam de weinige Scheurs-albums die ik bezit uit de kast en realiseerde me dat die vandaag de verpreutste dag alleen nog maar onder de toonbank hun weg kunnen vinden. Weliswaar maakte hij in 1991 een Klepzeiker-schoolagenda, die toen al niet kon. Hoe Schreurs ook zijn best had gedaan zich te beheersen, Bruna wilde haar niet verkopen en scholen verboden die in de klas te gebruiken. Maar Klepzeikers aanstotelijke avonturen van destijds zijn niks vergeleken met die van Dick van Bil: grof, seksistisch en – eerlijk gezegd – nog smakelozer dan ik mij herinnerde.

Voor eerder werk geldt niet anders. Neem Recreatie, die recalcitrante bundel met Theo van Gogh. Thematiek: de lotgevallen van gestoorden, opgesloten in inrichtingen, dronken in kroegen, zwervend over straat, naalden prikkend in smerige WC’s, vernederd in SM-kamers, vernederend in hoerenkasten en grafgravend op kerkhoven, zoals de incestieuze necrofiel in Een verdeeld genoegen:
Duist’re wolken aan het jachtig zwerk
’t is weer volle maan
broeder Theodoor sluipt rond de kerk
daar slaat poedel Bello aan!
Vannacht sluit hij op zijn lieve, lieve zusje
en vraagt zich af: was zij nog maagd?
teder drukt hij haar een kusje~
’t heeft hare kut alsnog behaagd!
Ja, dit lijkje te bezitten
tovert hem een blijde lach
diepe heeft hij moeten spitten
wat Broederliefde al niet vermag!
Dan slaat hij ook deez’ kist weer dicht
en trekt zich af ten leste
op maar weer naar het Gesticht:
“Dokter, dit graf was ’t beste!”
Nou ja, dat kan ik zelf ook, moet Scheurs gedacht hebben en een paar jaar later, in 1988, publiceerde hij zijn eigen gedichten:
Mijn man noemt me een kouwe trut.
Ik sta verstomd,
want ik word toch altijd wakker
als hij komt.
Weinig verheffend allemaal. Maar toch… Toen ik las dat Eric Scheurs is overleden, moest ik wel meteen denken aan Dick van Bil en Joop Klepzeiker. Net als voor onder anderen schrijvers, beeldend kunstenaars en musici geldt voor (strip)tekenaars dat zij voortleven in hun creaties. Sommigen voor eeuwig (Crumb), meerderen voor een tijdje (Vos) en de meesten tenminste nog voor even.