zondag 24 mei 2020

Het water snijdt je hier de pas af,
vervangt stap door stand,
verandert nu in later.
De tijd kun je oneindig vaak
in tweeën breken.
Je deelt je naam,
je huis, je taal.
Elk uitzicht is een land.
Straks kijk je terug
en ziet jezelf weer staan.
De helft van elk verhaal ligt
aan de overkant.
2018
Wat een geweldig initiatief: de bruggedichten in Rotterdam. Bovenstaand gedicht prijkt sinds vorige week op de Parkhavenbrug. Zie hier een hogesnelheidfilmpje van de hele realisatie en hoor Ester Naomi Perquin haar eigen gedicht voorlezen.
Van de website:
Met een nachtje vertraging startten we […] zaterdag 2 mei met het aanbrengen van het bruggedicht van Ester Naomi Perquin op de Parkhavenbrug te Rotterdam. Michelle en Willem van Atelier Leo Mineur schilderden vanaf een enorme telescoophoogwerker het bruggedicht op de bruggeklep.
In het holst van de nacht, hoog boven water en tegen de achtergrond van de Euromast. […] Van de RET mocht er alleen buiten de tramtijden gewerkt worden. Tijdens de beschildering vanaf de telescoophoogwerker, moest namelijk de stroom van de bovenleiding af, in verband met het manoeuvreren en werken met de hoogwerker. Omdat het weer van grote invloed is op de kwaliteit en hechting van de verf en werkomstandigheden, reserveerden we vier mogelijke weekenden om uit te kunnen voeren. In de wetenschap dat er tussen de 8 tot 24 uur nodig zouden zijn. Gelukkig bleek dat verre van nodig.
Monice Janson, de ontwerper van het bruggedicht, was ter plaatse om samen met projectleider Jiske Foppe het ontwerp werkelijkheid te zien worden. Het ging razendsnel, aan het einde van de eerste nacht, stond in de ochtend de helft al op de brug. De volgende nacht was het door regen nog even onzeker maar eenmaal gestart was het eigenlijk binnen enkele uren afgerond. Maandagochtend 4 mei was de klus geklaard.
Dit bruggedicht is onderdeel van het initiatief open/dicht_bruggedichten. Lees daarover hier meer.
Ester Naomi Perquin schreef het gedicht al in 2018 in opdracht van stichting De Zoek naar Schittering, speciaal voor de Parkhavenbrug en de Rotterdammers. Nog een citaat:
Eigenlijk hou ik niet zo van toelichtingen op gedichten. Het goede aan een gedicht in het straatbeeld is nou juist dat het niets van je vraagt, in tegenstelling tot hamburgerreclames, wasmiddeladvertenties en verkiezingsposters. Het is er gewoon, je kunt het lezen, soms rijdt er daarna een regel met je mee.
Bij deze plek is de lezer meestal iemand die stil moet houden. Daar begint het dan ook. Een brug die openstaat verplicht je tot stilstand – en wanneer je stilgezet wordt, denk je na over hoe het straks verder gaat. Dat is een kort, tamelijk alledaags moment waar vanzelf al poëzie in zit, vind ik. Want waar ben je, op zo’n moment, tussen twee plaatsen in? Het is tussentijd. Het omkijken en jezelf weer zien staan, dat is iets wat ik heel vaak doe. Bij wijze van spreken dan. Het heeft te maken met de manier waarop zo’n brug je tijd in tweeën deelt. En niet alleen je tijd, denk ik. Je laat bij iedere zijstraat, oversteek, kruising een versie van jezelf achter. Een niet-gemaakte keuze. Een variant. Rotterdam is bovendien een stad waar veel mensen wonen die ook ergens anders hebben gewoond en op die andere plaatsen andere versies van zichzelf hebben gekend. Een restje moedertaal, een ver vaderland. Een overkant. In zekere zin is zo’n brug als dit van zichzelf al een metafoor, denk ik. Daar hoef je als dichter helemaal niet zoveel meer aan te doen. Je kijkt er naar en het is er allemaal al. De poëzie beweegt gewoon met de brug mee.