dinsdag 19 mei 2020
In de dozen met foto’s vindt hij een kleine envelop met zwart-wit foto’s. ‘Ik heb zin om ergens op te schrijven’, staat er op de achterzijde van de envelop in haar uitbundige handschrift. De foto’s zijn genomen tijdens een klassenuitje. De lerares Frans was met haar gezin verhuisd naar een oude boerderij. Op initiatief van Karin was de hele klas er een weekend neergestreken. Ze hadden er onkruid gewied en geholpen met de aanleg van en moestuin.
De meeste foto’s tonen lachende, hangende of rokende klasgenoten, maar er zijn er ook een paar van Karin. Thijs digitaliseert ze om beter te kunnen inzoomen op de details. Op een ervan zit ze in het hooi gitaar te spelen. Op een andere foto staat ze met een spade in haar hand bij de moestuin. Met haar vrije hand trekt ze haar trui omlaag.
Eén foto herkent Thijs onmiddellijk. Hij is niet helemaal scherp, maar het was zijn lievelingsfoto van haar. Ze staat voor een hooiberg en kijkt lachend in de lens. Ze schaamde zich een beetje voor deze foto, herinnert Thijs zich, omdat haar tepels er zo duidelijk op te zien zijn, door haar strakke T-shirt heen. Om haar nek hangt de ketting die hij haar gaf.

Het boek Franse les. Een jongen over zijn eerste liefde is van mei 2019 en lag al die tijd geduldig op de leestafel te wachten. Soms verdwijnen boeken uiteindelijk toch ongelezen in de kast omdat het aanbod te groot is en de stapeltjes te hoog groeien. Maar dit werkje bleef steeds in beeld. Reden: het thema intrigeert me en de auteur hoeft zich niet meer aan me te bewijzen. In deze autobiografische novelle schetst Ewoud Sanders (1958) de affaire die een 24-jarige docente bijna een jaar lang aanknoopt met een op dat moment 15-jarige scholier. En over hoe de laatste daar nu op terugkijkt. Het achterplat:
Op een dag in 1973 roept Karin, lerares op een Vrije School, de vijftienjarige Thijs bij zich. ‘Ik heb gezien hoe je in de lessen naar me zit te kijken. Het is duidelijk dat je verliefd op me bent.’ Ze biedt aan hem bijles te geven. Zo was het begonnen.
Vijfenveertig jaar later besluit Thijs zijn eerste liefde op te zoeken. ‘Ik denk niet dat ik misbruik van jou heb gemaakt’, zegt zij. ‘En jij niet van mij.’
Een verhaal over een jeugdliefde die ruw eindigde. En over de onbetrouwbaarheid van het geheugen.
Waarom begin ik erover? Omdat er iets merkwaardigs gebeurde, Als ik het boek uit heb en in de kast wil zetten naast Nooit meer uitslapen, het enige andere autobiografische boek van zijn hand – er is veel méér van Ewoud Sanders hier dit huis, maar die boeken staan bij de taal- en letterkundeafdeling (zoals het Bargoens Woordenboek, het Geoniemenwoordenboek, het Eponiemenwoordenboek, het erotisch ABC Pruimen op sap, Van Nergenshuizen tot Absurdistan, met verzonnen Nederlandse plaatsnamen, en verschillende edities van De Taal van het jaar), bij de theaterboeken (zoals Jemig de pemig! De invloed van Van Kooten & De Bie op het Nederlands) en bij de geschiedenisboeken (zoals Joden in Nederlandse jeugdverhalen en Levi’s eerste kerstfeest, met jeugdverhalen over jodenbekering) – valt er een boek uit de vooraan-in-de-letter-S-rij. Nog een Ewoud Sandertje, getiteld Ongeoorloofd. Autobiografische novelle. Dezelfde foto en, bij nadere bestudering, hetzelfde boek. In 2018, nog met een andere titel dus, in eigen beheer door Ewoud Sanders uitgegeven in een oplage van slechts honderd exemplaren. Mogelijk als nieuwjaarsgeschenk? Voorin schreef hij met pen “Alle goeds voor 2019, Ewoud.”
Ik heb voor mezelf nog niet het antwoord op de vraag waarom ik me die uitgave niet herinner en hoe die dan wèl ongelezen in de kast terechtkwam.

Ik kon het niet laten om Karin te bellen, hoewel ik me had voorgenomen om dat niet te doen. Ik vertelde over mijn getuigschrift en dat ik naar een nieuwe school ga. Ze was zeer afstandelijk. […] In een moment van zwakte zei ik, aan het einde van ons gesprek: ‘Als je niet met Adelbert was, zou ik, ondanks alle ellende die het ons heeft gebracht, zo opnieuw met je willen beginnen. Ik zie je nog steeds als mijn grote liefde.’
Ze bleef even stil. ‘Het wordt tijd dat je de realiteit onder ogen gaat zien, Thijs. Ja, ik vond het heel erg dat we uit elkaar moesten. Maar ik had het nog erger gevonden als een van mijn katten was doodgegaan. Voor mij was je er slechts een dier bij.’