woensdag 06 mei 2020
Ze zegt zacht, ik ben zo blij dat je er bent, zo blij, en hij gelooft dat ze zelf gelooft dat ze het meent…
De man was soldaat in de Eerste Wereldoorlog, is gevonden en lijdt aan geheugenverlies. Hij weet niet wie hij is en waar hij vandaan komt. Hij zit al vier jaar opgesloten. Dan vindt zijn vrouw hem terug en neemt hem, tegen het advies van zijn doctoren in, mee naar hun huis en kinderen. Maar, zo vraagt zij zich al snel af: hij is niet meer wie hij was en heb ik er wel goed aan gedaan hem onder deze omstandigheden in ons leven terug op te nemen? En hij denkt: als zij spijt krijgt, brengt zij mij natuurlijk weer terug...
Ze zegt zacht, ik ben zo blij dat je er bent, zo blij, en hij gelooft dat ze zelf gelooft dat ze het meent…

“Bij verschijning werd deze roman niet opgemerkt. Wat een verbluffend boek”. Dat stond boven de recensie die Thomas de Veen op 9 april publiceerde in NRC-Handelsblad. Dat maakte natuurlijk meteen nieuwsgierig. Ik kende Anjet Daanje (pseudoniem van Anjet den Boer, Wijster 1965), wel van losse verhalen in literaire tijdschriften en een enkele boektitel, maar ik wist niet dat zij de auteur is van inmiddels maar liefst negen romans en zeven filmscenario’s. Hoe heb ik dat allemaal kunnen missen?
Nogmaals De Veen in die recensie:
De roman De herinnerde soldaat verscheen al in november. Toen is er iets misgegaan: er volgden nauwelijks recensies, slechts summiere signalementen. Ook deze boekenredactie moest wakker geschud worden door de jury van de Libris Literatuurprijs, die op haar longlist plaats maakte voor de roman van Anjet Daanje. Van haar wist ik alleen dat criticus Kees ’t Hart zich jaren geleden in De Groene Amsterdammer eens had opgewonden over de onderwaardering die haar ten deel viel – wat daarna ook zo bleef. Maar zo onbekend en onbemind als de Groningse schrijfster en filmscenarist Anjet Daanje is, zo verbluffend is haar negende roman. De herinnerde soldaat is een groots werk, een zeer, zeer goede roman, die ik niet gauw zal vergeten. Die longlist-positie (de shortlist zat er niet in) is eigenlijk nog veel te min.
Uiteraard kocht ik het boek onmiddellijk en De Veen heeft gelijk: wat een fascinerend boek. De achterflap:
Tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt vlak achter de Belgische frontlinie een soldaat gevonden. Hij is niet gewond, maar weet niet wie hij is. Men brengt hem naar een gesticht voor krankzinnigen. Vier jaar na de oorlog vindt hij via een advertentie zijn familie terug. Hij blijkt Amand Coppens te heten en hij heeft een vrouw, Julienne, en twee kinderen.
Julienne neemt hem mee naar huis, maar hij herinnert zich zijn leven met haar niet. Het is een vreemde, ongemakkelijke situatie, ook voor haar. Ze vertelt hem over hun verleden en hij probeert de man te worden die hij ooit was, en zo worden ze opnieuw verliefd, veel verliefder dan ze ooit waren toen ze jaren geleden met elkaar trouwden.
Naarmate hij zich meer op zijn gemak voelt in zijn nieuwe leven krijgt hij vaker nachtmerries over zijn tijd in de loopgraven. Het ergste vindt hij nog wel, dat hij, afgaand op zijn nachtmerries, van de door hem begane gruwelijkheden heeft genoten; dat kan hij zichzelf niet vergeven.
De herinnerde soldaat is een roman over het begrip ‘identiteit’. Amand heeft geen echte identiteit omdat hij geen herinneringen van voor 1918 heeft. Hij moet zich in de wereld zien te redden zonder het houvast van het verleden.
Dat is de kale inhoud en die doet de inhoud tekort. De Veen:
Het is een roman die verhaalt over oorlog en liefde, over duisternis en geluk en de even zo belangrijke alledaagsheid daartussenin, over intimiteit en begoocheling, én op een verrassende manier over identiteit. Een roman die je listig op het verkeerde been zet […]. Die stilistisch uitdagend is, met zinnen die over de bladzijden uitwaaieren, alsof Proust of Woolf of Louis Paul Boon de pen in handen had, zinnen die voortjakkeren en dan ineens openbloeien, maar ook steeds aards en onopgesmukt van inhoud zijn. Een roman die je over hoge pieken en door diepe dalen van gevoel sleurt, zonder geëxalteerd of ongeloofwaardig te worden. Die een vervlogen wereld oproept, maar vooral personages in al hun veelzijdigheid tot leven wekt. Die fundamentele vragen stelt en soapachtig spannend is. En die magistraal van omvang is – meer dan 500 bladzijden, zo dichtbedrukt dat het er ook twee keer zo veel hadden kunnen zijn, hier past minstens tweeënhalve Buwalda in – en toch, werkelijk, geen moment verveelt.
Wie eraan begint – en wie dat niet doet, weet niet wat-ie mist –, zal net als ik vaak verrast zijn door de geweldige zeggingskracht van de auteur, maar daarmee komen ook de donkere kanten van de karakters steeds harder binnen, zoals de nachtmerries die de man kwellen en de verborgen zwakke kanten van de vrouw die aanvankelijk zo sterk en dapper leek. Daardoor wordt het boek, letterlijk en figuurlijk, adembenemend.
En dan dat verbluffende slothoofdstuk, waarin al wat we ons inmiddels meer en meer inbeeldden omvalt en niet HIJ, de hoofdpersoon, de beklagenswaardige blijkt, maar ZIJ en daarmee indirect ook de lezer, die zich zo op het verkeerde been heeft laten zetten.
De Veen heeft gelijk: die bijna vijfhonderdvijftig pagina’s zouden er met de regelafstand die wij als lezers gewend zijn tot ons te nemen, minstens duizend zijn geweest en ik had me, ten behoeve van de handzaamheid, zelfs een driedelige uitgave kunnen voorstellen, liefst à la De Russische Bibliotheek gebonden in dundruk. Maar ja, dat zou de uitgave net zo kostbaar hebben gemaakt als de inhoud van de roman van zichzelf al is.