dinsdag 14 april 2020
[Alle foto's: Arie Jan van Termeij]

Ik schrijf vaak over haar in deze rubriek.
Deze Grote Canadese gans verblijft al bijna een half jaar hier vlakbij in het parkje. Heeft de bovenste pen – de handpen – van haar rechtervleugel gebroken en kan daardoor niet meer vliegen. De medewerkers van de dierenambulance die ik er meteen bij roep, laten weten dat zij zich niet door hen zal laten vangen. Dat zal pas kunnen als zij verzwakt raakt. En dus blijft ze daar, redt zich goed en blijft in uitstekende conditie. Een vijverblijvertje dus. Sinds haar komst lopen we zo’n drie keer per dag met de honden naar haar stek toe en zien haar bij of in het water. Dat voelt geruststellend en inmiddels vertrouwd.

De laatste maanden gebeurt er veel in dieren- en dus ook ganzenland. De grote groepen Grauwe ganzen, Nijlganzen en Grote Canadese ganzen vliegen niet meer dagelijks in tomen over ons huis vanuit en terug naar de Biesbosch, maar in steeds kleinere formaties. Ze vormen koppels en daar gaat, hoor- en zichtbaar, aanvankelijk veel agressie en frustratie mee gepaard. Maar de te groene of grijze mannetjes die blauwtjes lopen, hebben hun frustratie inmiddels omgezet in berusting. Degenen die zich hechtten, bouwen hun nesten.
Ook onze gans krijgt bezoek van overgebleven en/of afgedankte mannetjes en zelfs van reeds gevormde koppels. Het maakt haar onrustig, zien we en daar schrijf ik ook over (lees hier). En we spreken er vaak over. Waarom? Omdat we ons zorgen maken? Tenminste, dat denk ik nu.

Twee weken geleden vindt de Liefste opeens dat de gans onderhand wel een naam verdient. Dat wordt Gans ’n Rietje, melig gezinspeeld op Hans en Grietje. En we zeggen tegen Arie-Jan van Termeij – behalve beste buur bovenste-beste fotograaf – dat de gans er nog steeds zit en of hij misschien eens wat foto’s van haar kan maken… Alsof we iets voorvoelen. Dat levert wel een prachtige reportage op, waaraan we bovenstaande beelden danken.
Een week later is zij opeens weg. Dat is nog nooit gebeurd. We melden het Arie-Jan, die de natuur in het algemeen en deze omgeving in het bijzonder beter kent dan wij. Hij gaat op pad, kijkt nauwlettend en hij vindt haar slechts een sloot verder. Het parkje verlaten en een weg oversteken, het is voor het eerst dat zij dat doet. Maar oké, ze heeft het gered; ze is er nog. En het gaat haar goed blijkbaar, want Arie-Jan maakt ter plekke nog haar gevecht mee met een gefrustreerde zwaan, die uiteindelijk een ruimer sop kiest. (Zie de foto’s hierna.)






We gaan daar een paar keer kijken. Voor het eerst zien we dat ze niet staat, maar ligt in het gras. Zoals broedende ganzen. Alsof ze oefent – maar ja, in haar geval zal het bij schijnbroeden blijven.
Zondagochtend 4 april – als ik dit schrijf, is het dinsdag 7 april – is zij opeens weer terug op haar eilandje bij de vijver in het park. Zij heeft die oversteek nogmaals gemaakt dus. Die middag, zien we, krijgt zij bezoek van een mannetje en dat zit er ’s avonds nog steeds. Op deze soortgenoot reageert zij minder gestresst en ook dat mannetje staat er, slechts op snavelafstand, ontspannen bij.
Is haar lover er nog steeds, vragen wij ons maandagochtend af, maar… ze zijn allebei weg. Nu gaan wij naar de plaats waar Arie-Jan haar trof, maar ook daar is zij niet. We slaan opnieuw alarm bij Arie-Jan en die onderneemt uitgebreidere zoekacties, maar deze keer zonder succes.
Ze is weg. Weggevlogen? Nee, want ze kan niet meer vliegen. Is zij toch weer de weg overgestoken naar die nieuwe plek, maar nu met dat mannetje achter zich aan? Zijn ze daar te water gegaan en verder gaan zwemmen op zoek naar een broedplaats? Hebben ze die inmiddels gevonden?
Vragen waarop we alleen maar een positief antwoord willen fantaseren. Voor de dierenliefhebber “is een happy end vaak een kwestie van tijdig weg wezen”, schreef Koos van Zomeren in zijn gevleugelde bundel Een vederlichte wanhoop. Zo is het maar net.