zondag 05 april 2020
Bob overleden (28 februari) en nu ook Felix (17 maart). Pas 69 jaar oud. Het zat eraan te komen, want hij was al lange tijd ernstig ziek. Hij is, na de laatste dagen met godzijdank zijn grote gezin om zich heen, in besloten kring begraven vanwege het Corona-virusgevaar en dat kan natuurlijk niet. In de Roode Bioscoop, waarvan hij de oprichter en artistiek directeur – naar eigen zeggen “de spullenbaas” – was, hadden zijn muzikale vrienden het afscheid luister bij moeten zetten. Velen zouden dat ook hebben gedaan en zullen dat nog doen zodra samenkomsten weer verantwoord zijn.
Dan zal de poëzie centraal staan, want hij was daar een groot liefhebber van. Met (eerst Gebroeders en later Theatergroep) Flint maakte hij veel muzikale themavoorstellingen rondom het werk van geliefde dichters, onder wie Gerrit Achterberg, Hugo Claus, Herman de Coninck, Ingrid Jonker, Paul van Ostaijen en J.J. Slauerhoff. De rouwbrief noemde hem een “Theaterman met liefde voor poëzie” en in de rouwadvertentie van de Roode Bioscoop stonden regels van Bert Schierbeek:
omdat we samen waren
en zoveel gelachen hebben dat we
het nooit zullen vergeten
Uit dit gedicht natuurlijk.
Niet voor niets toont hij zich daarmee tot over de grens erkentelijk voor het leven dat hij mocht leiden in plaats van tot aan het onontkoombare moment radeloos van verdriet om het lijden. Hij was en bleef optimistisch en vastberaden. Zoals die genoemde rouwkaart hem citeert: “Ik heb van haar tot haar genoten van dit leven." Of zoals hij in een interview zei: “Ik heb altijd gedaan wat ik vond dat ik moest doen. […] Ik ben dankbaar dat ik helemaal mijn eigen pad heb mogen bewandelen en op dat pad zoveel fantastische mensen ben tegengekomen die me geïnspireerd hebben.”
Natuurlijk doelt hij daarbij ook op Maarten van Roozendaal, maar die is zelf alweer bijna zeven jaar dood. En Bob Fosko, maar die is sinds kort evenmin nog onder ons. En Jeroen, maar die is ernstig ziek, net als Harry… Verdomme, verdorie, allemaal zestigers, zoals ik – en nu al zijn er van mijn eigen leeftijd, zoals Jan Boerstoel dichtte.
Wij zitten door het Corona-gevaar behoorlijk in quarantaine en dus rijd ik niet gemakkelijk even naar mijn mediatheek om de tientallen Flint-cd’s op te halen en te lezen welke gedichten hij ook alweer allemaal voordroeg en zong, ook buiten de Roode Bioscoop - in mijn Koningstheater speelde hij zo vaak... Maar ik herinner me van de Herman de Conink-voorstelling zeker het onderstaande sonnet. Geschreven door de Amerikaanse dichteres Edna St. Vincent Millay (1892-1950) en (in 1979) "vrij, respectievelijk zeer vrij" vertaald door De Coninck.

Daarmee sluit ik af. En met een diepe buiging. Felix' bloedRoode Bioscoop kleurde de afgelopen week pikzwart.
Liefde is niet het einde. Is geen eten en drinken.
Is geen dak boven het hoofd tegen de regen,
geen reddingsboei voor wie verdrinken.
Liefde is nergens voor en nergens tegen.
Liefde biedt geen uitkomst tegen de dood.
Vult geen lege longen met lucht. Verricht geen wonder,
tenzij je elke dag al een beetje sterft in mijn schoot.
Je hebt er niets aan, maar je kunt niet zonder.
Het kan best zijn dat ik in toekomende tijd,
verslagen van pijn, en kreunend op respijt,
gesard door armoe en moe van huilen
jouw liefde voor rust zou verruilen,
of de herinnering aan vannacht voor een kleiner verdriet.
Het kan best zijn. Maar ik geloof het niet.