Logboek

Het Logboek (de edities van 2012 t/m najaar 2016 zijn hier niet meer terug te lezen) veranderde 1 januari 2020 weer van een dag- in een Weekboek. Elke week - een enkele keer iets vaker en vaker iets minder - schrijven over wat week maakt. Of zoals ik het tegenwoordig noem: ik ben in mijn leven onderweg om mooie dingen aan te raken. Vanaf juni 2021 zal er minder vaak dan wekelijks een bijdrage te lezen zijn; de schrijftijd gaat op aan boeken die in februari en in oktober 2024 verschijnen.

-----

Voor wie een handvat zoekt: met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar; met de pijl links vooruit naar het volgende. Handiger echter zijn deze links: daarmee ga je naar de inhoudsopgaven van 202320222021, 2020 (deel 1: A t/m F, deel 2: G t/m Ldeel 3: M t/m R, en deel 4: S t/m Z), 2019 en 2018 en de logboeken van 2017 en (enkele van) najaar 2016.

-----

Dat in het beeld de klok op vijf uur staat, is omdat mijn dag al zolang ik mij herinner, begint rond (en meestal al ruim voor) vijf uur 's morgens, hoe laat het 's avonds ook wordt. Sinds de zomer van 2022 sta ik op om steevast drie uur. Om te schrijven zijn het mijn meest productieve uren van de dag.

Week 10 - 10. Slagroom, melk, melkpoeder

zondag 08 maart 2020

De internationaal beroemdste Nederlandse cabaretier-entertainer trad in de jaren tachtig een maand lang op in een groot Duits theater. Na de laatste voorstelling van zijn serie was hij, euforisch gestemd, onderweg naar zijn kleedkamer toen hij hoorde dat er achter hem tumult ontstond. Hij keek om en zag tot zijn schrik dat zijn muzikanten over de grond rolden om iemand in bedwang te houden die zij, zo is hem later die avond verteld, met een mes in de aanslag op hem af hadden zien rennen. 
Uit politieverhoren bleek dat de man van Turkse afkomst als zaalwacht in het theater werkte en tot ergernis bij elke voorstelling van de theatermaker weer moest waarnemen hoe die juist hèm – en natuurlijk vanwege zijn afkomst – intimiderend had aangekeken. Avond na avond die diepe haat voelen – het bracht hem tot deze daad: de Nederlander moest dood…
Het doelwit: “Ik had al vaak opgetreden in grote theaters en al in Carré ontdekt dat de UIT-bordjes, ook die boven de balkondeuren, een mooi richtpunt zijn om de toeschouwers de indruk te geven dat je je persoonlijk tot een ieder van hen richt. Die suppoost stond avond aan avond onder een van die bordjes en kreeg steeds meer het idee: zie je wel, hij moet juist mij hebben!”

Dezelfde cabaretier-entertainer trad eind jaren zeventig op in een middelgroot theater in een provinciestad. Na afloop bleef zijn gezelschap hangen, maar hij wilde bijtijds naar zijn gezin. Toen hij bij zijn auto aankwam, sprong een man naar voren met een mes en riep: “Ik maak jou dood, Ramses Shaffy.” Waarop het slachtoffer jammerend verschrikt antwoordde: “Ik ben Ramses Shaffy niet! Echt, dat ben ik niet! Echt niet!” De moordenaar in spe keek hem ontluisterd aan, dacht even na en vroeg toen: “Maar weet jij waar Ramses Shaffy nu dan wel is?” De hartslag van de theatermaker daalde voldoende om te kunnen zeggen: “Zijn speellijst ligt in de auto, dus we kunnen even samen kijken…” En toen heb je natuurlijk Ramses meteen gewaarschuwd en de politie gebeld”, zei ik, maar dat herinnerde hij zich niet meer. 




Vijf jaar geleden verscheen ter gelegenheid van de 70ste geboortedag van de man over wie ik het hierboven heb Herman van Veen. Portret van een veelzijdig kunstenaar – noem het gerust de aanzet tot een biografie. Auteur: Emile Schra. Die sprak daarvoor met personen die Van Veen van dichtbij meemaakten, waaronder ik. 
Nadat hij mij, ter correctie, aanvulling en voor een quote op het achterplat, het manuscript had laten lezen, vroeg ik teleurgesteld waarom bovenstaande anekdotes ontbraken. Toch smeuïg genoeg, leek me en ik had hem de gebeurtenissen gedetailleerd beschreven. Schra: “Ik sprak erover met Van Veen, maar die kon zich beide niet meer goed voor de geest halen. Wist Frank Verhallen zeker dat hij dat tegen hem verteld had en niet iemand anders?

Youp van ’t Hek – cabaretier bij wie ik het voorrecht heb dat ik hem nog veel beter ken dan Van Veen – is iemand die in zijn verhalen van melk slagroom weet te maken. Net zoals Van Veen klaarblijkelijk, want de anekdotes zullen waargebeurd zijn, maar minder heftig. Achteraf gehoord dat een zaalwacht boos was – niet meer? Bij een artiesteningang de vraag gekregen of hij Ramses Shaffy was – onschuldig, zonder enige dreiging? 




Waarom begin ik hierover? Omdat Herman van Veen – haast onopgemerkt – een cd liet verschijnen ter gelegenheid van zijn 75ste geboortedag. Een cd waarop hij van melk geen slagroom, maar juist melkpoeder maakt. Thuis opgenomen, met alleen Edith Leerkes (gitaar en zang), Jannemien Cnossen (viool en zang), Wieke Garcia (harp, percussie en zang) en Kees Dijkstra (bas en toetsen) om zich heen. Zelfs een zucht of kuch zijn niet weggepoetst. Liederen waarvan hij sommige al 55 jaar zingt: Suzanne (van Leonard Cohen), Cirkels (bekend van Noel Harrison en vele anderen) en Liefde van later en de Zuid-Afrikaanse vertaling van Laat me niet alleen (beide Jacques Brel). 


Het is gewoon gebeurd:
mijn moeder is verdwenen;
een rare tante
haalt nu mijn vader aan.
Ze maakt het eten,
brengt me ’s avonds
neuriënd naar bed
en ik moet dan een kusje geven.

Beer waar ben je?
Beer kom hier,
sla je pootjes om me heen
en grom wat liefs.
Straks moet ik weer naar bed
en als het licht uitgaat
een kusje geven.

Op het puntje van mijn stoel,
gerinkel in de keuken.
Als ik durfde
dan liep ik heel ver weg.
Het klokje duwt
de grote wijzer
langzaam naar halfacht,
mijn handen kleven.

Beer waar ben je?
Beer kom hier,
sla je pootjes om me heen
en grom wat liefs.
Nog even,
nog even slikken,
ogen dicht
en kusje geven…


Iets minder oud: Kusje (het bovenstaande gedicht van Theo Olthuis), Wie (van Liselore Gerritsen), Voor Marie-Louise (van Willem Vermandere), Later (van Simon Carmiggelt), Onder aan de dijk (van Thé Lau) en Anne (van hemzelf). En van de laatste jaren: getoonzette gedichten van Martinus Nijhoff (Rosa), Remco Campert (In een mist), Liselore Gerritsen (Mijn vriend en ik), Hagar Peeters (Ook wij, Titaantjes - zie hieronder) en van hemzelf (Als jij het zegt).


We hadden geen benul van hoe het liep.
We deden dingen omdat je dingen doet.
We richten daden aan en lazen soms een boek
om te vieren dat gedachten niet vergingen.

We gingen door omdat je verder moet
of bleven haken aan een onverwachte blik
omdat er blikken zijn waarmee iets wordt bedoeld,
vooral wanneer bedoeld was wat wij wilden.

We vingen aan en rondden ook wel af
maar wat in gang gezet was ging zijn eigen weg toch weer.
We maakten plannen, legden ons erbij neer
dat dingen gingen zoals ze niet waren voorvoeld.

We liepen af toen het eenmaal zo ver was
dat wat niet voorvoeld was onomkeerbaar bleek.
We lieten wat we hadden in de steek
en zochten naar wat ons verlaten had. 


Alles ontdaan van opsmuk en, zowel tekstueel als muzikaal, zo nieuw van interpretatie soms dat ik er heel erg blij van werd. Wat een ode aan de Nederlandse dichtkunst, aan zijn collega-dichter-zangers uit binnen- en buitenland en daarmee aan zichzelf. Bescheiden keuze: maar één lied voor elke vijf jaar van zijn leven, terwijl dat er ook met gemak twintig hadden kunnen  Prachtig! En nou maar hopen dat hij niet wacht tot zijn tachtigste voor een nieuwe keuze Live thuis, maar er elk jaar eentje gaat opnemen. 

Archief 2020