vrijdag 06 december 2019

Voordat ik weet wat liefdesverdriet is of angst voor de dood, lig ik te huilen op de divan. Op de radio is een pianostuk en er is een noot die bijna permanent te horen is onder de melodie. Hij klinkt monotoon en eenzaam.
Mijn eerste pianolessen krijg ik van meneer Henk Hak, familie van de grote groentemakers. Hij is ooit verliefd geweest op mijn moeder, toen ze nog jong waren. Daarmee plagen we mama soms, die dan moet lachen. Ik leer noten lezen, toonladders spelen en dan de eerste eenvoudige stukjes spelen. Mijn benen raken nog niet de grond, bungelen maar wat in de lucht.
Na onze verhuizing ga ik naar een nieuwe pianoleraar op het muzieklyceum. Johan Jansonius is een artistiek type met halflang haar. Hij speelt regelmatig voor, sluit zijn ogen dan en beweegt zijn bovenlichaam heen en weer. Soms doe ik hem thuis na, tot groot vermaak van de familie. Hij vertelt me veel over verschillende componisten.
Op een dag ben ik toe aan Chopin.
‘Ik wil dat je dit stuk instudeert’, zegt meneer Jansonius. ‘Chopin schreef het toen hij met zijn geliefde George Sand op Mallorca was. Zijn gezondheid was erg slecht, hij had tuberculose en ze hoopten dat de zon op het eiland hem goed zou doen. Ze waren optimistisch maar het regende daar bijna onafgebroken. Toen componeerde hij deze prelude, die “de regendruppelprelude” wordt genoemd. Ik zal haar voorspelen.’ Hij zet zijn handen op de toetsen en sluit zijn ogen.
Ik herken hem direct, de monotone, eenzame toon in de onderhand. ‘De regendruppels’, zegt Jansonius, zonder op te kijken. ‘En hoor hier een naderend onweer.’ Zijn bovenlichaam begint heftig te bewegen. De muziek klinkt als zacht gegrom in de verte dat steeds luider wordt en dan weer afneemt. Ik weet nog niet wat liefdesverdriet is of angst voor de dood, maar weet nu van Chopin, zijn geliefde en zijn ziekte. Ik denk aan de divan en mijn tranen van toen bij het onbekende stuk.
‘Vind je het mooi, wil je het wel instuderen?’ vraagt hij, terwijl hij me aankijkt. Ik knik zonder iets te zeggen.
Verhaal van Corrie Joosten (1950-2018). Zij was – behalve geliefde en boerin, want daarop was ze het trotst – docent literatuur aan de NHL Hogeschool, schrijver van verschillende literatuurmethodes, samensteller van poëziebloemlezingen en trouw medewerker van Tzum. Na bekomen te zijn van de schok om haar plotselinge dood besloten twee redacteuren van dat literair tijdschrift, Coen Peppelenbos en Bart Temme, haar te eren met een boekuitgave met een keuze uit haar verhalen en gedichten. Titel: Ik ben een dame, denkt ze en met een prachtige foto van de boerin op het voorplat!
Ze voorzagen het van een nawoord, al net zo liefdevol geschreven als de bloemlezing is samengesteld.
Op de laptop van school vonden we ook nog haar laatste stuk, dat niet meer op Facebook verscheen. Ze schreef het op 10 mei en ze wist op dat moment dat er wel iets verkeerds zat in haar lichaam. Wat precies was nog onduidelijk. Ze schreef ‘Regendruppelprelude’, over een pianostuk van Chopin en wat die muziek in haar teweegbracht. ‘Ik weet nog niet wat liefdesverdriet is of angst voor de dood, maar weet nu van Chopin, zijn geliefde en zijn ziekte. Ik denk aan de divan en mijn tranen van toen bij het onbekende stuk.’