woensdag 11 september 2019
‘Ik heb absoluut mijn buik vol van literaire lieden en wil nooit meer iets met ze te maken hebben', schreef de grote romantische dichter John Keats in 1817. In de geest daarvan neemt Arie Storm de literaire wereld en de literatuur van nu op de hak. Vele grootheden passeren de revue, maar eveneens tal van minder belangrijke personages. Ook over zijn eigen gevoelens en ideeën licht Storm ons uitvoerig in.
Dit boek biedt een beeld van de literatuur dat in elk opzicht eerlijk en onthullend is. Het horrortheater van de Nederlandse literatuur is een hartstochtelijk, vaak geestig maar soms ook woedend essay in de vorm van een gloedvolle roman. Scherp, geniaal en scandaleus.

Aldus het achterplat van dit geweldige boek van schrijver, vertaler en voormalig criticus Arie Storm (1963). Waar gaat het over als we het over literatuur hebben, waarom zijn schrijven en lezen zo’n lust en hoe hypocriet is de Nederlandse schrijver? Ter illustratie van de laatste vraag een citaat, bijna aan het slot van het boek, waarmee ook de boektitel is geduid:
Wat me […] brengt bij de vraag of je met schrijvers bevriend kunt zijn. Er zijn mensen die daarover willen beslissen namens jou. Die hebben er allerlei ideeën over. Die mensen schrijven bijvoorbeeld zelf in kranten waarin ook weer mensen schrijven die tevens boeken publiceren en die met die boeken op lijstjes komen van de beste boeken van het afgelopen jaar, want ja, bij zo’n krant werken nu eenmaal de beste schrijvers. Er lopen kortom allerlei lijntjes tussen de verschillende ‘schrijvende’ mensen. Dat is het werkelijke horrortheater van de Nederlandse literatuur. Dat wil zeggen, die lijntjes zijn misschien niet zozeer het probleem als wel de ontkenning ervan De hypocrisie. De net-doen-alsof-je-niemand-kent-en-nooit-ergens-komt-houding. De zorgvuldige cultivering van het buitenstaanderschap. Het netwerken zonder dat iemand doorheeft dat je netwerkt, ja, dat je zelfs de indruk wekt dat je niets van die anderen moet hebben. De illusie wekken dat je een onafhankelijke eigenheier bent die zich van niets en niemand iets aantrekt.
Ik denk dat Arnon Grunberg hier het grootste talent voor heeft, met Auke Hulst als goede tweede en Philip Huff als derde. Maar er zijn er heel veel van. Ilja Leonard Pfeiffer en Tommy Wieringa zijn ‘schrijvers’ die de hele dag, en elke dag opnieuw, met hun imago bezig zijn. Grunberg wint prijzen, komt ze niet ophalen omdat hij boven dat soort dingen staat, maar nodigt later wel de juryleden uit die hem de prijs hebben gegeven en trakteert hen op een etentje. Elsbeth Etty en Rob Schouten, dat waren die juryleden, heb ik trots over dat etentje horen praten. Auke Hulst schrijft na een negatieve recensie van een van zijn boeken een boze mail naar de hoofdredacteur van de krant waarin hij zich presenteert als een dwerg die door een reus onheus is bejegend. Tommy Wieringa beklaagde zich bij de krant omdat de recensent – ik – aan broodroof deed: zo’n negatieve recensie had een rechtstreekse invloed op zijn inkomen.
Raar is dat deze schrijvers ermee wegkomen: ze slijmen en konkelen waar ze de kans krijgen, verwerven invloed, maken daar gebruik van, en ondertussen wordt werkelijk gedacht dat ze interessante of goede boeken schrijven. Toen ik voor Het Paroolgeen recensies meer hoefde te schrijven, vroegen mensen me nog vaak wat ik van ‘de nieuwste’ Ilja vond. Waarom, vroeg ik dan op mijn beurt, zou ik die lezen? Zijn vorige boeken waren me niet bevallen, hij schrijft geen boeken die me om wat voor reden dan ook interesseren, stilistisch is hij niet erg interessant, eigenlijk schrijft hij helemaal geen literatuur – kortom, ik heb wel wat beters te doen. Waarom lopen ‘lezers’ zo hijgerig achter die holle pr-machines aan? Ik zet lezers tussen aanhalingstekens, want zijn dit wel lezers? Wie lezen de romans van, om die andere verschrikking te noemen, Tommy Wieringa? Of beter: wàt lezen de romans van Tommy Wieringa? Ik heb het liever niet: iemand die voor je gaat staan en met je wil praten over werk van deze ‘schrijvers’. Hoe is het gekomen dat deze figuren die niets kunnen behalve blijkbaar zichtzelf heel goed verkopen serieus worden genomen?
Het horrortheater is veel meer dan zo’n aanval. Verwondering over interviewers die op televisie en radio of in kranten schrijvers het hemd van het lijf vragen over hun persoonlijk leven in plaats van over hun pasverschenen boek en, zoals hierboven geschetst, schrijvers die daar ook nog eens van genieten. Ook de lezers die bovenal van de bijzaken smullen, spaart hij niet!
Het horrortheater toont ook zijn diepe teleurstelling over zijn ontslag, na 17 jaar wekelijks voor Het Parool schrijven als literair criticus: Ik moest daarmee ophouden omdat er zich iets aftekende in de literatuur en misschien wel in de maatschappij in haar geheel, waarvan ik […] slachtoffer werd.
En Het horrortheater brengt een hartstochtelijke liefdesverklaring aan de literatuur, zowel het schrijven als het lezen ervan – beide van jongs af aan. Want hoe harder hij de schone schijn van namaaklezers en –schrijvers aanvalt, hoe gepassioneerder de ware liefde doorklinkt. Storm duidt zijn vroege bewondering voor auteurs als J.M.A. Biesheuvel en Maarten ’t Hart en, sinds hij Nederlands ging studeren, voor onder anderen Frank Kellendonk en K. Schippers.
En natuurlijk symboliseert het boek zijn zoektocht naar wat literatuur is. Een klein citaat: Literatuur zal niet […] altijd blijven bestaan omdat er nu eenmaal een behoefte is aan het vertellen of lezen van verhalen. Een verhaal vertellen of lezen (of bekijken) kan immers ook op andere manieren. Bovendien komt op die manier de waarheid niet aan het licht. Verhalen maken alles vaak te overzichtelijk. In feite draait het in het geval van literatuur niet om verhalen. De chaos, dat wat anders wordt verzwegen, het ongemakkelijke, het schurende, het malende brein, instincten – dat is literatuur. Of, refererend aan K. Schippers: Voordat je iets ziet, moet je iets overwinnen; er gaat iets aan het zien vooraf. Tussen jezelf en wat je ziet zit een ruimte. Die ruimte moet worden overwonnen.[…] Door de ruimte die hij ontdekt tussen zichzelf en datgene waarnaar hij kijkt, krijgt zijn schrijven iets wat op een grandioze manier complex is; het is iets wat inspireert. Je gaat zelf ook op die ruimte letten – er komt iets in de wereld bij, of, liever gezegd, er gaat iets tussen jou en de wereld in de weg staan.
Prachtig gewogen woorden van Schippers in de keuze van Arie Storm. Toen ik het boek dichtsloeg, dacht ik: hoort Arie Storm inmiddels tot mijn lievelingsauteurs, naast óók Biesheuvel, ’t Hart, Kellendonk, Schippers…? Het antwoord is volmondig ja!