vrijdag 16 augustus 2019
In het voorjaar van 1939 deed ik toelatingsexamen voor de Dalton-H.B.S. aan de Aronskelkweg in Den Haag. Na de zomervakantie kwam ik terecht in 1C, een jongensklas. Zoals altijd paste ik me moeilijk aan. Ik trok me in mezelf terug en ik had dan ook geen idee wat er ging gebeuren toen we de dag voor de paasvakantie in de aula bijeen werden geroepen. De eersteklassers kregen de eerste twee rijen toegewezen. Daarachter zaten de oudere jaargangen, van wie ik niemand kende en die voor mijn gevoel onnoemelijk superieur waren. De directeur, De Groot, hield een toespraak waarvan ik geen woord kon volgen, waarna ik tot mijn verbijstering op het toneel werd geroepen. Van de ogenblikken daarna herinner ik me alleen dat ik me tegenover die tot de nok gevulde zaal diep ongelukkig voelde. De Groot hield opnieuw een toespraak, nu tot mij en veel korter en overhandigde me een oorkonde en een enveloppe. Pas toen ik weer op mijn plaats zat, drong het tot me door dat ik een prijs had gekregen voor het beste opstel van het afgelopen jaar van de eerste- en tweedeklassers. In mijn verwarring herinnerde ik me niet meer of ik wel genoeg bedankt had en vervolgens werd ik overmand door onbehagen. Aan het inzicht dat mij een rol was toegewezen in een systeem dat erop gericht is de leerlingen tegen elkaar op te zetten in de hoop dat ze op die manier het uiterste uit hun kast halen, was ik nog lang niet toe.
Aan deze gebeurtenis werd ik herinnerd toen in 1998 de Libris Literatuurprijs naar Plankton ging, het derde deel van Het Bureau…

En nog een pareltje: J.J. Voskuil over zijn ervaringen met de Libris Literatuurprijs, die hij in 1998 won. Met de hand gezet en in honderd exemplaren gedrukt. Het boekje telt 16 bladzijden en bevat een getekend portret van Voskuil door Paul van der Steen. De luxe uitgave bestaat uit 25 genummerde en in linnen gebonden exemplaren.