woensdag 10 juli 2019
Vijftig jaar Poetry International. Dat jubileum was de aanleiding voor twee prachtige uitgaven, schreef ik al eerder: de bloemlezingen De mooiste gedichten van de wereld en Lees!, met daarin de keuze van de vijftig mooiste gedichten volgens Ahmed Aboutaleb. Maar er is nog een derde uitgave: In poëzie en oorlog, waarin Bas Kwakman, directeur van Poetry tussen 2003 en 2019, de geschiedenis van het festival beschrijft.

Van de achterkant:
Dit boek bestrijkt minstens een halve eeuw poëziegeschiedenis.
Dit boek vertelt op onorthodoxe wijze de geschiedenis van het Poetry International Festival in Rotterdam, dat in 1970 in anarchie werd geboren en inmiddels – vijftig jaar later – wereldwijd een van de belangrijkste ontmoetingsplaatsen voor dichters en poëzieliefhebbers is geworden.
Dit boek is een testament, een persoonlijk verslag van Bas Kwakman, die zelf zestien jaar lang directeur van Poetry International was. Hij schrijft met warmte, humor, kennis en verbazing over de familiedrama's, de stammenstrijd, de ijdelheden en onvolkomenheden, maar ook over de gedeelde overtuiging dat poëzie de wereld beter maakt. Al schrijvende ontziet hij niets en niemand, ook zichzelf niet. In poëzie en oorlog is allesgeoorloofd.
Een boek met prachtige anekdotes, zoals over Gerrit Komrij:
De laatste keer dat ik Komrij zie is op het Poetry International Festival (van 2005, FV). De laatste ronde is geweest. De Schouwburg is dicht, het grote licht is aan. Het publiek is naar huis. Enkele dichters zitten met de medewerkers van het festival in Sigarenbar Tin Tin naast de Schouwburg, maar de meesten zijn al vertrokken naar Hotel Atlanta. Komrij en zijn vriend Charles staan nog aan de bar in de foyer van de Schouwburg. Voor de dichter staat een halfvol biertje. De bedrijfsleider van de Schouwburg verzoekt hun de ruimte te verlaten.
“Nee hoor. Ik heb nog een half biertje”, zegt Komrij.
“Mijnheer, ik heb het u nu al meerdere keren gevraagd. We zijn gesloten. Iedereen is weg. Ik wil graag naar huis. Zou u zo vriendelijk willen zijn te gaan?”
“Nee hoor. Ik drink rustig mijn biertje op.”
“Mijnheer, goed, drinkt u snel uw biertje leeg en vertrek dan.”
“Nee hoor, ik drink hem heel rustig op. En dan wil ik er misschien nog wel een.”
Charles haalt een doosje lucifers uit zijn zak. Gerrit leunt voorover op de bar. Hij roept naar de barvrouw, die de glazen aan het poetsen is. “Mevrouw, mag ik nog een biertje van u?”
De bedrijfsleider wordt kwaad. “Nu ben ik het echt zat. Wegwezen nu.”
“Zat? U bent het zat? Ik ben het zat.”
Charles grijnst en terwijl er zich een redelijk banale scheldpartij ontvouwt tussen Gerrit en de bedrijfsleider haalt hij een lucifer uit het doosje. Hij plaatst de lucifer met het kopje op de zijkant van het doosje en drukt het er aan de andere kant met zijn wijsvinger stevig op. Dan schiet hij de lucifer met de middelvinger van zijn andere hand in de richting van de vrouw. Een klein vuurvonkje dat op haar blouse uitdooft. Hij pakt de volgende lucifer. De vrouw legt haar hand op de schouder van Komrij om hem zo tot beweging te dwingen. Komrij duwt ruw haar hand weg.
“Rustig aan, man!”, roept ze.
Haar stem slaat over. Dan ziet ze het tweede lucifertje brandend op haar mouw landen. De tranen schieten in haar ogen. Komrij drinkt zijn biertje op.
“Zo, ze huilt. Nu kunnen we gaan.”
Lachend en opgetogen lopen de twee heren naar buiten.
“Een goede scheldpartij houdt maagzweren op afstand”, zegt Komrij.
Wordt vervolgd.