maandag 24 juni 2019
Vervolg van gisteren.
Martine Bijl debuteert in 1983 met het eerste van vier theaterprogramma’s, waarmee zij definitief afrekent met het imago van het vriendelijk mooie en onschuldig blonde, begaafde, beschaafde burgertrutje, gevangen onder de beschermende vleugels van een oude muzikant. Aan dat beeld van haar wijdde de Vlaamse chansonnier Louis Neefs zijn loflied Martine, al bedoelde hij dat komischer en minder pathetisch dan producer Gerrit den Braber, die haar zwijmelgeestig omschreef als “de blonde fee uit Loenen aan de Vecht”.
Zie ik jou op televisie,hang ik altijd aan de buis
Aan je beeld en aan je lippen, want dan heb ik jou in huis
Heb ik jou op televisie, nou, dan is m'n avond goed
Daaruit mag je concluderen, dat je mij gewoon iets doet
Oh Martine, oh Martine, hoe kan ik jouw hart verdienen
'k Ben geen makelaar uit Schagen, die jou in z'n huisje vond
Oh Martine, oh Martine, hoe kan ik jouw hart verdienen
Ik hield altijd van brunettes, maar ik hou het nu op blond
In een quiz of in een showtje, in een panel of een lied
Wees dan zeker dat ik thuis benen intens en diep geniet
Ik weet best dat ik geen kans heb;'t Is me nergens om te doen
En een kushand is vaak mooierdan een doodgewone zoen
Oh Martine, oh Martine..
Jij hebt alles wat ik mooi vind; jij hebt charme, gratie, stijl
Door jouw vele kwaliteitenging ik aardig voor de bijl
Maar zolang de molens draaien en de wieken zullen slaan
Blijf ik hunkerend in de verte, rustig op een afstand staan
Oh Martine, oh Martine…
[Kijk en beluister hier]
Als zestienjarige leerlinge van het Amsterdamse Spinoza-Lyceum zingt Martine Bijl, zichzelf op gitaar begeleidend, tijdens een schoolfeest liedjes van de Franse chansonnière Anne Sylvestre, zoals Lazare et Cécile, dat zij later zelf zal vertalen (lees hier). Radiopresentator en kenner van het Franse chanson Ben Levi hoort haar en brengt haar in contact met Willem Duys en met Ernst van Altena, dé vertaler van Georges Brassens, Jacques Brel en vele anderen. Van Altena vertaalt vier van deze chansons in het Nederlands en nog in datzelfde jaar, 1965, verschijnen ze op haar eerste plaatje.
[Lees en luister hier: Mijn man ging van huis]
[Lees en luister hier: Marijke]


Ze maakt kennis met tekstschrijver-componist-gitarist Henk van der Molen. Die staat in 1966, als arrangeur en als auteur van enkele van de liedjes, mede aan de basis van haar eerste LP en begeleidt haar datzelfde jaar op het Knokke-Songfestival.
Zij is pas 18, Van der Molen al 46 jaar. Maar dat verschil in leeftijd noch het feit dat Van der Molen getrouwd is, voorkomt dat zij een liefdesrelatie krijgen. De roddelpers stort zich meedogenloos op hen als dat uitkomt: een scholiere uit een beschermd artsenmilieu heeft een verhouding met een 28 jaar oudere, getrouwde muzikant. Maar hoewel hun affaire d’amour standhoudt: Van der Molen blijft getrouwd. Pas als zijn vrouw in 1977 overlijdt, gaat hij met Martine samenwonen.
Zowel door deze gecompliceerde en in de bladen toch al breed uitgemeten privésituatie als door haar gesloten karakter, leidt Martine Bijl in die jaren een vrij teruggetrokken bestaan. Er is veel kritiek op haar lieflijke uitstraling en repertoire en ook op haar artistieke en persoonlijke relatie met Henk van der Molen, die haar in haar ontwikkeling zou remmen. Allerlei mensen dringen zich hinderlijk op om haar carrière te versnellen, maar nog meer om hun eigen ego te strelen en hun portemonnee te spekken. Argwanend geworden en gesteld op hun privéleven verkiezen Van der Molen en zij meer en meer het isolement. Haar artisticiteit moet maar voor zichzelf spreken. Dus laat zij veelvuldig van zich horen via grammofoonplaten met vertaalde en voornamelijk door henzelf geschreven oorspronkelijke chansons. Die liedjes zijn lang niet allemaal zo lief en sprookjesachtig als haar platen met Liedjes uit de tijd van Ot & Sien (1968) en met bewerkte vertellingen van Hans Christiaan Andersen (1975). Maar van een kritisch karakter geeft zij toch niet echt blijk met haar jarenlang deelname aan en presentatie van populaire tv-familiespelletjes (zoals, van 1971 tot 1982, Wie van de drie?) of met haar vele eigen TV-shows bij de TROS. En bij de koffieconcerten en gelegenheidsoptredens bij feestjes en partijtjes waarvoor zij veelvuldig wordt gevraagd, staat zij dan ook nog steeds Het Bloemendaalse bos en De makelaar van Schagen te zingen.
Naar aanleiding van een van die recitals schrijft theaterrecensent Jacques d’Ancona: “Het vrouwtje begint het zich de laatste jaren wel erg gemakkelijk te maken.” Martine Bijl trekt het zich aan, want die mening is ze zelf ook al enige tijd toegedaan. Ze besluit de sluimerende plannen voor een literair theaterprogramma – in navolging van haar collega’s Jasperina de Jong (1979) en Adèle Bloemendaal (1982) en later (vanaf 1985) ook Jenny Arean – nu toch eindelijk maar eens ten uitvoer te brengen.
Wordt vervolgd.