donderdag 07 februari 2019
Dichter Meity Völke heeft met haar gedicht Onder Water (lees hier) de Turing Gedichtenwedstrijd gewonnen, die dit jaar voor de tiende keer tijdens de Poëzieweek is uitgereikt. Truus B.A. Roeygens werd tweede (lees hier) en Willemijn Kranendonk derde (lees hier).
Amateurdichters zenden gedichten in die in drie rondes anoniem worden beoordeeld. In de eerste ronde kiest een jury met ja / nee de duizend beste inzendingen. (Dit jaar stuurden zo’n 2.500 dichters ruim 7.000 gedichten in.) In de tweede ronde maakt een voorjury daaruit een selectie van honderd gedichten. In de derde ronde neemt de hoofdjury onder leiding van de Dichters des Vaderlands (nu dus de juist benoemdeTsead Bruinja) het over en kent uit die Top-100 een eerste, tweede en derde prijs toe, voorzien van een juryrapport. De winnaar krijgt een geldbedrag van 10.000 euro.

In een speciale uitzending van het radioprogramma Met het oog op morgen maakte de jury gisteravond (6 februari) de winnaars bekend en nummer 1, afkomstig uit Roermond, vertelde dat zij haar gedicht in een week af had. Völke: "Een gedicht schrijf zichzelf. Ik heb geprobeerd met iedere zin de voorgaande zin te ontregelen en de lezer voortdurend op een ander spoor te zetten."
De eerste uitspraak – “Een gedicht schrijft zichzelf” – vind ik herkenbaar, maar de tweede? Een gedicht is toch geen puzzel die je maakt, maar juist een die je oplost?
In NRC-Handelsblad schreef dichteres Ellen Deckwitz maandag jl. (4 februari) naar aanleiding van een vers van Gerrit Kouwenaar [*]:
Als tiener vond ik dat poëzie de werkelijkheid in kaart moest brengen. Pas later kwam het besef dat we met onze vijf zintuigen slechts een heel klein deeltje van onze leefwereld waarnemen, een dimensie die bovendien dagelijks van vorm en kleur verschiet. Sommige verzen proberen aandacht te besteden aan de facetten die niet makkelijk te bevatten zijn, die schuren. Juist daarom lijken sommige gedichten op het eerste oog nodeloos vaag. Omdat de dichter een poging heeft gedaan die onkenbare massa die ons omringt aan het woord te laten. Zoals bij dit vers van Kouwenaar (lees hier), waarin het weliswaar onduidelijk is wat nou precies het grijze is dat uit de hemel valt, maar je het wel aanvoelt. Het wordt een mysterie dat aan de rand van je blikveld leeft en je zekerheden alleen al door haar aanwezigheid op losse schroeven zet. Dat is voor mij de grote meerwaarde van zogenaamd geheimzinnige verzen. Het suggereert dat er nog veel meer te zien, te voelen en te ontdekken valt…
Daar geloof ik meer in: de dichter heeft niet als doel de lezer op een ander spoor te brengen, maar om zijn eigen spoor beter te leren kennen. En in die menselijke zoektocht herkennen wij lezers onszelf.
Blijft dat Onder water een mooi gedicht is.
[*]
In NRC-Handelsblad is Kouwenaars gedicht - maar daar zal Deckwitz niets aan kunnen doen - vekeerd afgedrukt, met een regel te veel en met een verkeerde strofenindeling. Niet bepaald een ode aan de Poëzie! Lees hier de juiste versie.