maandag 17 december 2018

Amsterdam, 17 september 2004
Lieve Rascha,
Weet je dat ik het formuleren, het naar woorden zoeken, steeds lekkerder vind (om het woord lekker maar eens te gebruiken)? Ik weet niet of het me moeilijker of makkelijker afgaat. Daar denk ik niet eens over na. Als ik een passage in mijn hoofd heb, krijg ik onmiddellijk zin in de verwoording ervan. Had ik vroeger veel minder. Zat ik uren op zinnen en lukte het maar moeizaam om er leven in te brengen.
Onderhand is het zo dat wanneer ik schrijf, ik dènk in het ritme waarin ik schrijf. Denken/verzinnen en schrijven vormen als het ware één beweging. Ik schrijf het verhaal niet alleen, ik bèn ook in de wereld waarin dat zich voltrekt. En in de normale, dagelijkse wereld weet je wat je moet doen wanneer je naar de bakker gaat om een brood te kopen. Over de handelingen die je verricht om daar te komen, en de woorden die je gebruikt om je bestelling te formuleren, denk je niet na. Dat gebeurt gewoon. Hetzelfde heb ik wanneer ik in de wereld van een verhaal ben. […]
Amsterdam, 24 september 2004
Lieve Thomas,
[…]
Wat het ritme van een verhaal betreft, dat vanzelf de woorden oproept: dat staat me aanvankelijk wel voor ogen, en net als jij bedenk ik ook vaak hele zinnen die ‘goed in het ritme passen’, maar: later vind ik dat dan toch geen goede zinnen en dan begin ik weer te veranderen, waardoor ook het ritme weer verandert, et cetera. Al veranderend kom ik zelf ook steeds in een ander ritme. Als in een bepaald stadium van het verhaal afgebeten staccatozinnetjes me het meest geschikt voorkomen, kloppen die later toch niet met de melodie waarin het verhaal langzamerhand is terechtgekomen en als ik weer aan het… genoeg!
Hoe praat iemand? Ja, natuurlijk zit ik daar ook voortdurend mee. Dat is wel een van de leukste dingen van het handwerk. Woorden verzamelen die goed bij je personage passen. Hoewel de meningen daarover zeer kunnen verschillen. Weet je nog dat jij erover viel dat ik Rico in Rico’s Vleugels vaak ‘benne’ liet zeggen i.p.v. ‘zijn’? We benne effe weggeweest. Jij vond dat boers klinken, niet zoals zo’n jongen praat. Ik heb het toen vrijwel overal veranderd, maar ik hoor het zulk soort jongens nog steeds zeggen. […]
Jammer dat zij er niet meer is: Rascha Peper (pseudoniem van Jenneke Strijland, 1949-2013). In oktober 2012 vertelde zij in een interview dat zij leed aan alvleeskliekkanker; vijf maanden later stierf ze, 64 jaar oud.
Jammer dat zij er niet meer is. Ik heb haar niet persoonlijk gekend, maar hield erg van haar werk: haar verhalen, haar columns (voor NRC-Handelsblad) en natuurlijk haar romans, zoals Rico’s Vleugels (1993), Russisch blauw (1995) en Handel in Veren, dat (in 2013) postuum verscheen. Ze had aangegeven dat een andere schrijver Handel in Veren maar moest afronden indien die tijd haar niet meer gegeven was en zij was opgelucht dat dat toch niet nodig bleek.
Er staan veel bibliofiele uitgaven van haar in mijn boekenkast, waaronder Terug naar Brummen, welke uitgave verscheen ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van bibliotheek De Boekensteun. Er werden vierhonderd exemplaren van gedrukt.
Terug naar Brummen, waaruit bovenaan een kort fragment, is een briefwisseling tussen Rascha Peper en Thomas Verbogt. Laatstgenoemde ken ik beter. Fijn dat hij er nog is en nog steeds zo mooi schrijft.