Logboek

Het Logboek (de edities van 2012 t/m najaar 2016 zijn hier niet meer terug te lezen) veranderde 1 januari 2020 weer van een dag- in een Weekboek. Elke week - een enkele keer iets vaker en vaker iets minder - schrijven over wat week maakt. Of zoals ik het tegenwoordig noem: ik ben in mijn leven onderweg om mooie dingen aan te raken. Vanaf juni 2021 zal er minder vaak dan wekelijks een bijdrage te lezen zijn; de schrijftijd gaat op aan boeken die in februari en in oktober 2024 verschijnen.

-----

Voor wie een handvat zoekt: met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar; met de pijl links vooruit naar het volgende. Handiger echter zijn deze links: daarmee ga je naar de inhoudsopgaven van 202320222021, 2020 (deel 1: A t/m F, deel 2: G t/m Ldeel 3: M t/m R, en deel 4: S t/m Z), 2019 en 2018 en de logboeken van 2017 en (enkele van) najaar 2016.

-----

Dat in het beeld de klok op vijf uur staat, is omdat mijn dag al zolang ik mij herinner, begint rond (en meestal al ruim voor) vijf uur 's morgens, hoe laat het 's avonds ook wordt. Sinds de zomer van 2022 sta ik op om steevast drie uur. Om te schrijven zijn het mijn meest productieve uren van de dag.

Week 45 - Rinkeldekink [2]

maandag 12 november 2018

Daarna volgen verhalen over haar opname en het moeizame herstel. Of, zoals de achterkant meldt: over hoe het voelt als iemand anders in je brein is gekropen en daar de boel dreigt over te nemen.

En nog één keer schrijf zij daarna in cursief:
De weg naar de depressie toe duurde en duurde maar. Helemaal in je eentje leg je die weg af. Het laatste stuk van de weg (dat stuk waarin je brein explodeert en zichzelf Depressie durft te noemen) kan ik niet beschrijven, ik wil het niet eens proberen. Jawel, ik heb het geprobeerd. En toen ik het had opgeschreven heb ik het weggegooid. Het deed me nog pijn ook. Ik had opgeschreven hoe het was, hoe ìk was, hoe ik maand na maand tegen iedereen gezwegen had, terwijl ik toch wel degelijk geluid gaf. Ik had met niemand nog enig contact, al waren er vaak genoeg mensen in mijn omgeving. Ik babbelde mijn babbeltjes gewoon mee en iedereen zei: ‘Wat zie jij er goed uit! Het gaat zeker veel beter met je!’ Onderwijl dacht ik onuitwisbare gruwelgedachten, die me gek van angst maakten. Dat hele stuk laat ik gewoon weg. Mag ik? Ik moet.

Ik wil nu alleen schrijven over een paar inwoners van ’t streekziekenhuis, die ik heb leren kennen en in mijn hart heb gesloten. Wat ik schrijf, is alleen wat ik zelf verdragen kan. Verhaaltjes. Waar de weg begon, weet ik niet. De reis eindigde met een bezoek aan de huisarts, voorgeschreven bezoek aan het Crisiscentrum en opname in ’t streekziekenhuis. Waarom daar? Ja, daar was plaats. Nu kan ik wéér zeggen: toeval [*]. In dat ziekenhuis was plaats. 
Je hebt daar een afdeling waarvan alle ramen en deuren geregeld op slot klikken. In die vesting mocht ik naar binnen. Klik, zei de deur.

[*] 
Wat dat wéér toeval betreft: in het eerste verhaal schrijft Martine Bijl: Toen ik weken later weer iets kon zeggen, vroeg ik aan de chirurg: ‘Dokter, hoe komt een mens aan zo’n hersenbloeding?’ Hij antwoordde zonder een witje: ‘Toeval.’

Archief 2018