Logboek

Het Logboek (de edities van 2012 t/m najaar 2016 zijn hier niet meer terug te lezen) veranderde 1 januari 2020 weer van een dag- in een Weekboek. Elke week - een enkele keer iets vaker en vaker iets minder - schrijven over wat week maakt. Of zoals ik het tegenwoordig noem: ik ben in mijn leven onderweg om mooie dingen aan te raken. Vanaf juni 2021 zal er minder vaak dan wekelijks een bijdrage te lezen zijn; de schrijftijd gaat op aan boeken die in februari en in oktober 2024 verschijnen.

-----

Voor wie een handvat zoekt: met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar; met de pijl links vooruit naar het volgende. Handiger echter zijn deze links: daarmee ga je naar de inhoudsopgaven van 202320222021, 2020 (deel 1: A t/m F, deel 2: G t/m Ldeel 3: M t/m R, en deel 4: S t/m Z), 2019 en 2018 en de logboeken van 2017 en (enkele van) najaar 2016.

-----

Dat in het beeld de klok op vijf uur staat, is omdat mijn dag al zolang ik mij herinner, begint rond (en meestal al ruim voor) vijf uur 's morgens, hoe laat het 's avonds ook wordt. Sinds de zomer van 2022 sta ik op om steevast drie uur. Om te schrijven zijn het mijn meest productieve uren van de dag.

Week 44 - Herman van Veen

maandag 05 november 2018




Tijdens de halve finale Wimbledon fladderde er de hele wedstrijd een vlinder over de tennisbaan. Dat deed me denken aan mijn goede vriend Aloïs Kurzmann.

Zat op een stralende dag aan zijn sterfbed. We gaven jaren veel te dure tijdschriften uit over kunst, natuur en politiek, muziek en theater. Wat waren we trots. We hadden het eerste interview in West-Europa met Michail Gorbatsjov. Vroeg hem in dat Hamburgse ziekenhuis of hij, als hij na zijn dood ergens, waar dan ook, kwam, mij dan een vlinder zou willen sturen zo bruin als zijn ogen. De avond na zijn overlijden speelden we in Gooiland, Hilversum. Las daar ergens aan het eind van de voorstelling een gedichtje voor dat ik die dag voor Aloïs had geschreven, met als titel ‘Vlinder’. Terwijl k stond te lezen, fladderde er een bruine vlinder uit het licht van de schijnwerpers op mijn hand. Hoor nog de mensen ‘oh’en’, een vlinder die zich vervolgens in de lampen van het theater dood vloog. Toeval bestaat.

En Franka Daels van Mechelen. Ik leerde haar in 1979 kennen na de première van onze eerste speelfilm in Antwerpen. We zouden tot haar dood innig zijn. Er gaat geen week voorbij zonder dat ik aan haar denk. Ze dwòng me bijna ook haar favoriete schrijvers te lezen. Overhoorde me achter glazen rode wijn. “Je hebt toch wel gelezen wat ik je gaf?” Timmermans, Louis Paul Boon, Herman de Coninck, Marguerite Yourcenar. Ook liet ze me haar favoriete zangers nog op langspeelplaten horen. Wannes Van de Velde, Willem Vermandere en Jacques Brel. Ze heeft als een kerel met me gedronken. Net als mijn oude, inmiddels ook uit de tijd gekomen vriend Willem Wilmink. Veel, veel Belgisch bier, ik hield het bij jenever. Duvel, Sanctus, Tempelier, Mater, Koninck, Liefmans, Kriek, Stella, Witkap, Rubensbier, Tongerlo en Kriek Lambic. Wijnglazen lang gelachen hebben we tot we omvielen. Franka, Willem, ze hebben me besmet met hun liefde voor Vlaanderen. Taal, kerken, theaters, kroegen, steden, oevers, parken, stegen. Franka, laat me weten als mijn tijd gekomen is, waar wij elkaar weer, in welk hemels café kunnen tegenkomen. En neem dan Willem mee.

 Fragment uit dit prachige boek over ouder worden.

Lees ook hier. 

Archief 2018