Logboek

Het Logboek (de edities van 2012 t/m najaar 2016 zijn hier niet meer terug te lezen) veranderde 1 januari 2020 weer van een dag- in een Weekboek. Elke week - een enkele keer iets vaker en vaker iets minder - schrijven over wat week maakt. Of zoals ik het tegenwoordig noem: ik ben in mijn leven onderweg om mooie dingen aan te raken. Vanaf juni 2021 zal er minder vaak dan wekelijks een bijdrage te lezen zijn; de schrijftijd gaat op aan boeken die in februari en in oktober 2024 verschijnen.

-----

Voor wie een handvat zoekt: met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar; met de pijl links vooruit naar het volgende. Handiger echter zijn deze links: daarmee ga je naar de inhoudsopgaven van 202320222021, 2020 (deel 1: A t/m F, deel 2: G t/m Ldeel 3: M t/m R, en deel 4: S t/m Z), 2019 en 2018 en de logboeken van 2017 en (enkele van) najaar 2016.

-----

Dat in het beeld de klok op vijf uur staat, is omdat mijn dag al zolang ik mij herinner, begint rond (en meestal al ruim voor) vijf uur 's morgens, hoe laat het 's avonds ook wordt. Sinds de zomer van 2022 sta ik op om steevast drie uur. Om te schrijven zijn het mijn meest productieve uren van de dag.

Week 43 - Slauerhoff [3]

woensdag 31 oktober 2018


Vervolg van gisteren.

“Het bericht van Slauerhoffs dood maakte indruk op de oudere en jongere schrijvers. Van de laatsten vertelde Adriaan Morriën (1912-2002): “Ik stond me in de keuken te scheren, in de Edisonstraat te IJmuiden, toen mijn vriend Gerard [van Gelder] aanbelde. Hij zei me over de radio gehoord te hebben dat Slauerhoff was overleden. Dat was een schokkend bericht. We gingen naar buiten. Dit konden we alleen buiten verwerken.”
Terborgh bezocht het sterfhuis een dag na het overlijden van zijn vriend en schreef aan Giacomo Antonini:
“Hij was geweldig veranderd, niet te herkennen, onhollandsch, een haast Italiaans gezicht. Alsof hij zijn leven lang ons een ander gezicht, een andere rol had voorgehouden, en in extremis zich pas in zijn ware gedaante had getoond. Een sluike, dichte, zwart-kastanjebruine baard over uitpuilende jukbeenderen. Alles op een geheel nieuwe wijze in zich gesloten, met zichzelf bezig, zeer superieur, verre uitgaande boven de hollandsche dagelijkschheid, alles volkomen in een wonderlijke rol van zijn wonderlijk oeuvre. Zelden heeft het raadselachtige mij onmiddellijker aangepakt. En ik dacht van hem iets te kennen.”
De Senaat der Unitas Studiosorum Amstelodamensium nam voor de tijd van een week de rouw aan. De medewerkers van kranten en tijdschriften putten zich uit in necrologieën. […] Hij was, aldus de Nieuwe Arnhemsche Courant, ‘de eerste groote doode vaan het jonge letterkundige geslacht, waarvan hij een der baanbrekers was’. Hendrik de Vries schreef: “Wat met Slauerhoff heengaat is, hoewel ik hem zelden persoonlijk ontmoette, mee een stuk van mijn eigen leven.” 

Archief 2018