Logboek

Het Logboek (de edities van 2012 t/m najaar 2016 zijn hier niet meer terug te lezen) veranderde 1 januari 2020 weer van een dag- in een Weekboek. Elke week - een enkele keer iets vaker en vaker iets minder - schrijven over wat week maakt. Of zoals ik het tegenwoordig noem: ik ben in mijn leven onderweg om mooie dingen aan te raken. Vanaf juni 2021 zal er minder vaak dan wekelijks een bijdrage te lezen zijn; de schrijftijd gaat op aan boeken die in februari en in oktober 2024 verschijnen.

-----

Voor wie een handvat zoekt: met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar; met de pijl links vooruit naar het volgende. Handiger echter zijn deze links: daarmee ga je naar de inhoudsopgaven van 202320222021, 2020 (deel 1: A t/m F, deel 2: G t/m Ldeel 3: M t/m R, en deel 4: S t/m Z), 2019 en 2018 en de logboeken van 2017 en (enkele van) najaar 2016.

-----

Dat in het beeld de klok op vijf uur staat, is omdat mijn dag al zolang ik mij herinner, begint rond (en meestal al ruim voor) vijf uur 's morgens, hoe laat het 's avonds ook wordt. Sinds de zomer van 2022 sta ik op om steevast drie uur. Om te schrijven zijn het mijn meest productieve uren van de dag.

Week 41 - Schooltas

donderdag 18 oktober 2018




Ruim 11 jaar geleden, juli 2007, stierf J., mijn oudste broer. Pas toen werd me verteld dat hij alle spullen van mijn in 1965 tragisch verongelukte broertje W. – die was pas 11 jaar oud; ik, de jongste van negen kinderen, was toen 9 jaar – in bewaring had gegeven aan de bevriende overbuurvrouw. Waarschijnlijk heeft J. ze eerst op zijn eigen zolder bewaard, maar toen hij zelf kinderen kreeg, moet hij bang zijn geweest dat zij mijn broertjes speelgoed zouden ontdekken. 

Een week na mijn broers dood, heb ik W.'s spullen opgehaald. Veel speelgoed, maar ook zijn schooltas. Half juli 1965, met nog het hele schooljaar erin verpakt, weggezet en niet van plan om eerder dan in september vooruit te kijken naar het nieuwe schooljaar. Maar toen was hij al dood…

In mijn (nooit uit te geven, want te persoonlijke) roman heb ik kinderogen gegeven aan wat mij 11 jaar geleden overkwam toen ik die schoolspullen door mijn vingers liet gaan. Dat fragment staat hieronder.

Ik schrijf er hier over omdat ik deze week moest beslissen of die schooltas, die ik 11 jaar koesterde, ook in het nieuwe huis onder handbereik houd of dat ik… Ik denk dat ik een uur heb staan dralen en toen heb ik het besluit genomen: nee, de tas gaat niet mee. 
 



Op het plaats delict wilde ik vandaag aan De Liefste vertellen over dat broertje W., die broer J., die tas, mijn beslissing. Maar ik kwam niet uit mijn woorden, moest vechten tegen mijn tranen. Ik wilde haar de foto laten zien die ik nog maakte van de tas voordat ik die weggooide, maar ook dat lukte niet. “Jongen toch, je bent over je hele lijf aan te trillen.” 

Ik ben nu 62 jaar. De zomer van 1965 is 53 jaar geleden, maar nooit echt voorbijgegaan. Ik weet nog hoe blij dit 9-jarige jongetje kwam aanfietsen na een zwemmiddag met zijn neef. Maar in de deuropening stond een man te huilen. Dat was gek. (Later heb ik kunnen reconstrueren dat hij de vrachtwagenchauffeur was die W. doodreed en die geen toegang kreeg om zijn medeleven te betuigen.)
En binnen hoorde hij gekrijs (zijn moeder) en gejank (meerderen). Een van zijn moeders vriendinnen ving hem op met de mededeling dat er iets heel ergs was gebeurd. Maar goed dat hij zich toen niet realiseerde hoe zeer die middag zijn hele verdere leven zou gaan kleuren.




Als hij onder het bed kijkt of daar nog meer staat, ziet hij opeens Wims schooltas. Die staat ook nog daar. Hij schuift die onder het bed vandaan. Wims mooie bruinleren schooltas. Precies dezelfde als die van hem, maar een tikje donkerder van kleur. En een maatje groter. In elke klas krijg je meer spullen en dan moet je automatisch een grotere tas. Misschien kan hij nu Wims tas… Nee, dat durft hij nu echt niet te vragen.
Hij klikt de twee sloten open en kijkt in Wims tas. Daar zit de bevorderingsbrief van de Fraters Casimiro en Justinianus nog in. Dat staat er boven: bevorderingsbrief. Die Fraters zijn de hoofden van hun school. Frater Justinianus had hem een hand gegeven toen hij de eerste dag op school kwam. Hij vond dat nog wel zo’n moeilijke naam, terwijl… Zo moeilijk is die niet: Justinianus. Toen Wim tegen Peter vertelde dat de andere Frater Casimiro heet, zei Peter: “Kwasimodo.” Gerrie moest heel hard lachen en moeder was boos. Zelf moet hij sindsdien opletten dat hij niet per ongeluk Frater Kwasimodo zegt, want dat is kennelijk heel verkeerd. Dan krijg je vast straf. En een slechte naam natuurlijk.
Onderaan de brief van de Fraters staat dat Wim per september 1965 naar de zesde klas gaat. Hij is bevorderd staat er. Zo heet dat dus: bevorderd. Daarom heet zo’n brief een bevorderingsbrief. Hij kijkt in de groene schriften vol met sommen. O ja, hier is dat schrift met moeilijke woorden. Daar heeft hij Wim wel eens in zien schrijven. Hij keek over Wims schouder mee of er moeilijke woorden bij waren die hij toch al kende. Dat was dikwijls zo. Krijgt hij zelf dit jaar een moeilijke-woordenschrift? Of is dat pas in de vijfde? 
Hij ziet nog een schrift. Daar staat strafwerk in. Voor strafwerk heeft hij zelf net zo’n apart schrift, maar daar staat nog bijna niks in. Wim lette toch veel beter op dan hij? Had die daar toch al een apart schrift voor? Kijk, het is zelfs veel voller dan dat van hem! 
Als hij naar achteren heeft gebladerd, laat hij het schrift van schrik vallen. Want daar staat bladzijde na bladzijde neergepend: “Ik moet leren luisteren.” Met tegenzin opgeschreven, dat kun je zien. Eerst het rijtje ‘ik’, daarna het rijtje ‘moet’… Zo  doet hij dat zelf ook. Hoe vaak moest Wim dat schrijven? Moest het honderd keer? Ja, zo te zien wel honderd keer. Hij denkt: honderd keer… Wanneer heeft Wim dit opgeschreven? Hier staat het: 7 juli. Dat was vlak voor de vakantie. Vandaag is het 6 september. Juli, augustus… Twee maanden, dat is veel seconden, zestig keer zo weinig minuten,  zestig keer zo weinig uren, vierentwintig keer zo weinig dagen en… Twee keer dertig dagen. Zestig dagen. Honderd keer “Ik moet leren luisteren.” Opgeschreven door Wim. Zijn broer, die daarna geen honderd dagen meer zou leven…

 

Archief 2018