dinsdag 16 oktober 2018

Beste Paul,
Omdat de theaterbibliotheek moet blijven groeien – verzamelaars zijn nooit toe aan de dood; helaas is de dood wel altijd toe aan verzamelaars – kocht ik jouw Brieven aan God en andere mensen. Toen ik vannacht niet kon slapen, stond ik op om met een boek op schoot de kat te strelen – uit schuldgevoel omdat ik die de dag ervoor misschien te weinig aandacht gaf. Ik keek in de stapel, zag weer jouw mooie gezicht – volkser gezegd: ‘karakteristieke kop’ – op de kaft en besloot je te gaan lezen. Omdat ik van brieven schrijven en vooral lezen houd? Ja, maar er wachten op tafel wel meer recente brievenboeken, zoals dat van L.H. Wiener en de correspondentie tussen zus (Doeschka) en broer (Geerten) Meijsing. Nee, er was een andere reden.
Over een maand ga ik verhuizen. Op mijn 62ste verlaat ik het dorp waar ik altijd heb gewoond. Zelfs toen ik werkte en woonde in Amsterdam, ook toen ik de liefde vond in Vlaanderen – altijd was er een woning hier, de laatste alweer 16 jaar. Ik woonde er met echtgenotes die jij hebt gekend en van wie je de namen misschien zelfs nog weet.
Verhuizen vereist inpakken en als toch alles door je vingers moet, biedt dat de gelegenheid schoon schip te maken. Er is veel weggegooid. Correspondenties met overleden vrienden bijvoorbeeld. Op twee na: die met de dichters Ed Leeflang en Willem Wilmink, want die brieven verdienen publicaties – dat ga ik later doen, als ik groot ben –, maar de andere…
Zowel in het privé- als theaterarchief kwam ik vaak jouw handschrift tegen. Brieven, vaak als fax-bericht, soms als postzending. Ik heb één seconde gewikt en één seconde gewogen. Maar… ze gaan mee naar Giessendam. Waarom ik daar ga wonen? Je hebt mijn echtgenotes gekend, dus De Liefste ga ik binnenkort aan je voorstellen. Ja, zij is de reden. Of beter gezegd: haar werk in jouw Den Haag tegenover mijn werk in mijn Den Bosch. We wonen straks precies in het midden.
In de jaren tachtig en negentig hadden we veel contact. Jij kende mij als theaterrecensent, eerst van de kranten van de Brabant Pers en vanaf 1990 van Trouw. Maar je wist ook dat ik dezelfde was die je begin jaren zeventig al voor de voeten liep voor teksten, opnamen, schoolinterviews... Deed ik ook bij Toon Hermans, Fons Jansen, Wim Kan,..
Nu ik het over die namen heb: in 1995 stelde ik je teleur door je in een boek over de cabarethistorie 1970-1995 ernstig tekort te doen. In zijn geschiedschrijving van het cabaret 1895-1970 beschouwde Wim Ibo je nog als een aanstormend talent; in de onze van 1970-1995 zagen Patrick van den Hanenberg en ik je, samen met Wim Sonneveld en de hierboven genoemde namen, als vertegenwoordiger van de voorbije generatie, die we zo goed als negeerden. Met andere woorden: tot 1970 was je nog te jong en in 1995 alweer te oud. Je belde op en je klom in de pen. Dat was pijnlijk. Waarom? Omdat je helemaal gelijk had.
Je had boos kunnen blijven, maar toen ik in 1996 het plan opvatte een eigen theater te beginnen, benaderde ik jou en je kwam naar Den Bosch om te kijken en om mee te denken, waarbij het Koningstheater veel heeft gehad aan jouw kennis en ervaring met je eigen theatertje, PePijn.
Toen ik stopte als theaterrecensent bij Trouw en me volledig richtte op mijn werk als theaterdirecteur, heb ik je niet vaak meer gezien. Jij stopte ongeveer tezelfdertijd met reizen door het land en deed Den Bosch niet meer aan. Ik ben nog wel naar je zondagse matineevoorstellingen in de Koninklijke Schouwburg gaan kijken: Zondag in Den Haag en Alleen op Zondag, met daarin mooie keuzes uit je rijke repertoire. Vond niet eens dat je echt ouder geworden was. Ook zaten we nog een keer naast elkaar bij een diner dat Hella & Freek organiseerden. Toen spraken we onder meer over de Koningstheateracademie en jouw Paul van Vliet-Academie. Je kende veel namen van ‘onze’ school en ik niet een van die van jou. Nou ja, van jou… Een opleiding die jouw naam draagt en waarin ik niet zoveel vertrouwen had en heb. Ik geloofde te merken dat je wist dat deze keer ik gelijk had.
In je nawoord schrijf je dat de brieven in je boek ook allemaal met de hand zijn geschreven en voor je zijn uitgetikt. Dat ga ik niet doen. Bovendien is de fax al lang uit huis en voor de KPN mijn brief bij PePijn bezorgt... Mooi trouwens, dat je weer woont op de plek waar je carrière zowat begon. En nu ik toch terugkijk: wat een ontroerende brief aan Japie Groen, je joodse vriendje uit de derde klas lagere school, die ik natuurlijk uit je lied kende. Dat zet ik vandaag in mijn rubriek Gedicht Gedacht. Zie hier.
Daarin vind je ook het lied Ravijn, dat cabaretier Jan Beuving - jaja, telg van de Koningstheateracademie - twee jaar geleden voor mij schreef. Lees hier. Hij zingt het in zijn nieuwe theaterprogramma. Die tekst stuur ik je natuurlijk vanwege de inhoud van je brief aan je oudste zus. Ook ik heb "dat zwarte gat" helaas gezien. Ik denk nu al dat ik je nog maar een keer moet schrijven.
Je autobiografische brieven hebben me geraakt. Blijf ze alsjeblieft schrijven en publiceren! Dat is wat ik je vooral wilde zeggen.
Een hartelijke theatergroet van
Frank