maandag 15 oktober 2018

Een paar dagen geleden schreef ik hier:
Ogenschijnlijk was het programma bedoeld voor kleuters […], maar door allerlei toespelingen op de landelijke politiek was het ook voor veel volwassenen een leuk programma. […] Wat te denken van Margaretha Bontekoe, die met haar man Teun Stier in het Dierenbos kwam wonen, maar scheidde en een Vrouwenhuis begon!
Sander Becker interviewde (Trouw, 29 september) Patrick Bremmers en Theo Braams, respectievelijk auteur van het jubileumboek Hallo, Meneer de Uil en maker van de tentoonstelling Fabeltjesland, een reis door 50 jaar Fabeltjeskrant. Die weten nog wat meer van die staaltjes te noemen, die ik mijn lezers niet onthoud. Ik citeer:
Het programma dankte zijn populariteit vooral aan het schrijftalent van Leen Valkenier (1924-1996), meent Bremmers. “Anders dan gebruikelijk ging de schrijver niet voor de kinderen op zijn knieën zitten. Hij behandelde ze voor het eerst als kleine volwassenen.” Valkenier gebruikte bijvoorbeeld geen laagdrempelige taal, maar hij goot de avonturen in archaïsche, gezwollen zinnen. Dat gaf een geestig effect, wat nog werd versterkt door de vele woordgrappen en dubbele bodems.
Zo’n gelaagdheid zie je ook bij de personages, gaat Bremmers verder. “Ome Gerrit de postduif leed aan depressies en Bor de Wolf vluchtte steeds het Enge Bos in als hij last had van stemmingswisselingen.” […]
Valkenier creëerde nog extra inhoudelijke diepte doordat hij vaak speels verwees naar actualiteiten uit de echte wereld. Hij knipoogde naar de samenleving. Zo oreerde ome Gerrit er begripvol op los over ‘emanseplatie’, in een periode waarin vrouwen hun rechten opeisten. De omstreden volkstelling uit 1971, die zorgen opriep over de privacy, kreeg een fabeltjespendant in de ‘grote dierentelling’. En het songfestival van Edinburgh uit 1972 werd gespiegeld in een zangwedstrijd voor dieren. De lieve kijkertjes mochten stemmen, waarop er in Hilversum prompt een berg van 140.000 briefkaarten binnenkwam. […]
Een gouden greep was de introductie van de gebroeders Bever, twee gortdroge bouwvakkers met een Rotterdams accent. Zodra zij begin 1969 ten tonele verschenen, ‘schoten de kijkcijfers omhoog’, aldus tentoonstellingsmaker Theo Braams. “Het geheim van de Bevers was hun directheid, hun nuchtere, anti-autoritaire mentaliteit van ‘zit niet zo te zeiken’ en ‘niet lullen maar poetsen’.”
De Bevers drukten van meet af aan een stempel op hun omgeving. Met hun stoommachines haalden ze het hele bos overhoop. Ze stampen een postkantoor uit de grond, zetten het Praathuis-café neer en bouwden een paar jaar later ‘Piets Smikkelpaleis’, naar het voorbeeld van McDonald’s, dat in 1971 zijn eerste Nederlandse vestiging had geopend. Er barstte vervolgens een strijd los tussen het oude Praathuis en het nieuwe Smikkelpaleis, wat op poppenniveau weergaf hoe fel Nederlandse snackbarhouders gekant waren tegen de Amerikaanse indringer.
In de jaren tachtig kreeg het Dierenbos ook te maken met immigranten uit het Buitenbos en het Derde Dierenbos, onder wie Zaza Zebra, haar verre neef Chico Lama en Mister Maraboe. Dit tot ongenoegen van Woefdram, een mol-achtig dier met een Centrum-Democratische inborst. Zo stuwde Valkenier de parodie, van oudsher de kracht van fabels, tot grote hoogte op.