zondag 09 september 2018
Over Fritzi Harmsen van Beek zou ik het hebben.
De boeken van en over haar – de gedichtenbundels, het Schrijversprentenboek, het prachtige Jagtlust-boek (van Annejet van der Zijl – jaja, de Z, maar het staat bij de J) – zijn allemaal al ingepakt om te verhuizen, dus ik geef me over aan andere bronnen.


Frederike Martine ten Harmsen van der Beek (1927-2009) - ze publiceerde veelal als F. Harmsen van Beek – was een Nederlandse schrijfster en tekenares met een heel klein oeuvre. Haar ouders maakten de beroemde Flipje (het fruitbaasje van Tiel)-stripreeks en als kind hielp zij de tekeningen mee inkleuren.

Ze volgde de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten en illustreerde voor het Algemeen Handelsblad. In de zomer van 1949 verhuisde ze Frankrijk, trouwde er en werd moeder. Maar het huwelijk hield geen stand en zij keerde met haar zoontje terug naar de ouderlijke woning in Blaricum.
Haar vader stierf in 1953 en haar broer Hein en zij leefden zo royaal dat het familiekapitaal verdampte en de huur niet meer betaald kon worden. Ze kraakte een vlakbij gelegen landhuis, Jagtlust, dat later door de gemeente Blaricum werd aangekocht, waarna Harmsen van Beek gold als de huismeesteres.

Op het Boekenbal van 1956 ontmoette ze Remco Campert, die meteen bij haar introk en in 1957 met haar trouwde. Jagtlust werd meer en meer de kunstenaarssociëteit van schrijvers (Simon Vinkenoog), uitgevers (Theo Sontrop), fotografen (Ed van der Elsken), acteurs (Rijk de Gooyer), tekenaars (Peter Vos), schilders (Matthijs Röling) en ander artistiek gezelschap dat niet kwam om te praten, maar om de drinken en te vrijen. Harmsen van Beek werd beroemd als gastvrouw.

Toch ging zij ook gedichten schrijven en literair tijdschrift Tirade publiceerde haar eerste werk in 1958. Toen waren er al scheuren in de relatie met Remco Campert en hij verliet haar en Jagtlust in 1960.
In 1965 – ze was toen met Peter Vos – verscheen haar debuut, getiteld Geachte Muizenpoot en andere gedichten. Daarna schreef ze ook verhalen en ze maakte tekeningen voor Vrij Nederland. Door het merkwaardige taalgebruik en de onverwachte invalshoeken van haar gedichten en teksten genoot zij een enorme faam in literair Nederland.

Toen Amsterdam, waar Blaricum toe behoort, Jagtlust in 1971 verkocht aan een projectontwikkelaar zamelden schrijvers en uitgevers geld in voor hun geliefde vriendin. Fritzi kocht daarvan een huis in het Groningse dorp Garnwerd. Daar leefde zij – ze had inmiddels een lange relatie met een andere Jagtlust’er: schilder Matthijs Röling – een teruggetrokken bestaan. De dood, op 55-jarige leeftijd, van haar enige kind (zoon Gilles, uit dat Franse huwelijk) in 2006 trok een zware wissel. In 2007 verhuisde ze naar een verzorgingshuis, waar ze 4 april 2009, op 81-jarige leeftijd, overleed.


In 2012 verscheen haar Verzameld werk. Maaike Meijer werkt aan een biografie die op 1 november 2018 zal verschijnen. Tijdens haar onderzoek stuitte zij op de omvangrijke correspondentie tussen Fritzi en haar jeugdliefde Jan Hooglandt, de latere directeur van de Hoogovens. Deze briefwisseling is volstrekt uniek en daarvan kwam niet eerder iets naar buiten