Logboek

Het Logboek (de edities van 2012 t/m najaar 2016 zijn hier niet meer terug te lezen) veranderde 1 januari 2020 weer van een dag- in een Weekboek. Elke week - een enkele keer iets vaker en vaker iets minder - schrijven over wat week maakt. Of zoals ik het tegenwoordig noem: ik ben in mijn leven onderweg om mooie dingen aan te raken. Vanaf juni 2021 zal er minder vaak dan wekelijks een bijdrage te lezen zijn; de schrijftijd gaat op aan boeken die in februari en in oktober 2024 verschijnen.

-----

Voor wie een handvat zoekt: met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar; met de pijl links vooruit naar het volgende. Handiger echter zijn deze links: daarmee ga je naar de inhoudsopgaven van 202320222021, 2020 (deel 1: A t/m F, deel 2: G t/m Ldeel 3: M t/m R, en deel 4: S t/m Z), 2019 en 2018 en de logboeken van 2017 en (enkele van) najaar 2016.

-----

Dat in het beeld de klok op vijf uur staat, is omdat mijn dag al zolang ik mij herinner, begint rond (en meestal al ruim voor) vijf uur 's morgens, hoe laat het 's avonds ook wordt. Sinds de zomer van 2022 sta ik op om steevast drie uur. Om te schrijven zijn het mijn meest productieve uren van de dag.

Week 32 - Klok [1]

zaterdag 18 augustus 2018



Ik spaar klokken. Mijn huis hangt er vol mee. Klokken, maar per se met Arabische cijfers en geen Romeinse. Ook een secondewijzer is vereist. Wanneer begon ik ermee? Vlak nadat C. en ik trouwden. Wij moeten zuinig zijn op de tijd die wij hebben, dacht ik op mijn twintigste verjaardag, somberend over alles wat achter mij lag. Die jeugd. Niet doen alsof er niets is gebeurd. Toen ik jong was, dacht ik het trouwens al. Ik was altijd met de tijd bezig, steeds op mijn horloge kijkend. Nu kocht ik een mooie klok en een jaar later weer een. Sindsdien komt er elk jaar, op mijn verjaardag, eentje bij. Cadeau aan mezelf.

Fragment uit een verhaal. Nu we gaan verhuizen, vraagt De Liefste wat ik wil gaan doen met de klokken die al jaren stilstaan – “Jaja, ik doorzie het grapje: jouw kapotte klokken staan allemaal stil op vijf voor twaalf.” 
Ik heb besloten: ik gooi ze weg, aangezien de klokken die wèl tikken dagelijks onverstoorbaar voorbij de twaalf gaan.

Hierbij, in vijf delen, het verhaal van dat fragment. 

L. is 16 jaar als zij in de zwakzinnigenzorg komt te werken. Vakantiewerk. Op dezelfde afdeling als waar ik, twee jaar ouder, dat voor het derde achtereenvolgende jaar doe. Na de zomer verhuist zij naar Vlaanderen. Zij heeft haar kamer al ingericht. Daar gaat zij studeren. Zij hoopt op een carrière als danseres. Ik ben verliefd op haar en zij is dat op mij. Zij wil mij haar kamer laten zien. “Nee, niet in de verpleegsterflat, daar waar ik kom te wonen.” Wij spreken af in het eerstvolgende weekeinde dat wij samen vrij zijn. 
Op zaterdagochtend nemen wij de trein naar Antwerpen. Naast en tegen elkaar, de handen in elkaar verstrengeld. Dan nog een bus te nemen en het is bijna halverwege de middag als wij in haar kamer staan. Daar vrijen wij. Voor het eerst. Onbeschermd. Omdat zij de pil slikt? Nee, maar haar zus is onvruchtbaar en zelf denkt zij dat ook te zijn. “Wees niet bang, je maakt mij echt niet zwanger.” ’s Avonds lopen wij door het stadsdeel en delen een pizza. Daarna vrijen wij weer. De volgende ochtend hebben wij niets te eten, want geen bakker is al open. Op onze lege magen vrijen wij opnieuw. Op zondagmiddag bussen wij terug naar het centrum van Antwerpen en laat zij mij zien in welk gebouw zij gaat studeren. Opnieuw een pizza voor twee. Pas tegen de avond treuzelen wij ons terug naar Brabant. Dit kan ons niet lang genoeg duren.
Het is of ik dan al weet dat het tussen ons niet lang gaat duren. Na de zomer begint haar nieuwe leven daar. Daarin zal voor mij al snel geen plaats zijn. Na mijn breuk met M. weet ik dat ik een nieuw, vol leven wil. Mèt een vriendin en niet op een halve dag reizen van mij vandaan, maar in mijn buurt. 
Wij praten en vrijen ons, nu wel op dat kleine flatkamertje, intens de zomer door. Zij raakt inderdaad niet zwanger. Dan nemen wij afscheid. Wij zeggen dat wij elkaar snel gaan zien en schrijven nog een paar keer. Van een nieuwe afspraak komt het voorlopig niet. Dat ligt aan mij. Pas na drie maanden reis ik nog één keer naar haar toe en erger mij onderweg al aan de afstand. Op haar kamer luister ik verveeld naar verhaal na verhaal over haar studie, haar klas en haar docenten. Wij leven in andere werelden. Het vrijen is fijn en voelt treurig, want ik weet dat dit de laatste keer is dat ik met haar afspreek. Op zondag treuzel ik niet en vroeg in de middag lieg ik dat ik ’s avonds terug moet zijn. “Wanneer zien wij elkaar weer?”, vraagt zij nog.

Archief 2018