Week 29 - ZKV
vrijdag 27 juli 2018
Ik ben enorm fan van de ZKV’s (Zeer Korte Verhalen) van A.L. Snijders (pseudoniem van Peter Müller, 1937). Zijn nieuwste bundeling heeft als titel Het oog van de naald, waarvan, zoals steeds binnen zijn ZKV-reeks, meteen drie versies tegelijk verschenen: de genummerde en gesigneerde eerste druk voor abonnees, dezelfde eerste druk zonder nummer of handtekening voor de boekhandel en de tweede druk in paperback. Het oog van de naald is al de tiende uitgave van zijn ZKV’s bij AFdH, de uitgeverij die in 2006 speciaal is opgericht om zijn werk uit te brengen. Daarvóór verscheen ook al een tiental boeken van zijn hand, maar toen had hij het ZKV nog niet uitgevonden.

De uitvinder van het ZKV bundelt in Het oog van de naald 196 verhalen die hij in 2016 en 2017 schreef voor de VPRO-gids, voor het zondagse radioprogramma De Ochtend van 4 en voor de Vlaamse krant De Standaard. Kleine observaties, maar dan wel van iemand die scherp kan kijken (naar zijn omgeving, maar vooral naar zichzelf), die zeer belezen is (en dan ook veelvuldig citeert uit gedichten, verhalen en romans) en die genoeg meemaakt om er in bijzonder weinig woorden verschrikkelijk veel over te zeggen.

Een sensatie vind ik het dat ik tijdens het lezen van die 196 verhalen (verdeeld over 250 pagina’s, want een ZKV is nooit langer dan 220 woorden) wel tien keer denk dat ik nu toch echt moet stoppen en aan het werk moet, maar door elk ZKV’tje alweer zo nieuwsgierig ben naar de volgende beschouwing, dat ik niet kan stoppen met lezen. Zoals je bij een maaltijd weet dat je eigenlijk genoeg hebt gehad, maar, omdat het zo lekker is, toch nogmaals opschept – nou ja, ook voor andere, andere dan literaire lusten zijn er vergelijkingen te over.
Mooi citaat op de achterkant, uit een interview (maart 2015) in De Standaard:
“Ik schrijf laconiek en kort, omdat ik het tegendeel niet kan. Niet durf vooral. Ik ben een terughoudende, niet veel durvende persoonlijkheid, op gevoelsgebied. […] Ik kan geen romans schrijven. Maar ook lange zinnen lukken me niet. Uit angst voor de anakoloet, zeg ik altijd. Want de anakoloet is een stijlfiguur, een stijlfout eigenlijk, waarbij je zulke lange zinnen maakt dat je aan het einde niet meer weet hoe het begon. Dat is bij mij ook echt zo. Ik raak het spoor bijster. Het zijn zinnen die te veel en daardoor niets meer zeggen. Uit angst voor de ontsporing in mijn hart schrijf ik dus korte zinnetjes.”