Logboek

Het Logboek (de edities van 2012 t/m najaar 2016 zijn hier niet meer terug te lezen) veranderde 1 januari 2020 weer van een dag- in een Weekboek. Elke week - een enkele keer iets vaker en vaker iets minder - schrijven over wat week maakt. Of zoals ik het tegenwoordig noem: ik ben in mijn leven onderweg om mooie dingen aan te raken. Vanaf juni 2021 zal er minder vaak dan wekelijks een bijdrage te lezen zijn; de schrijftijd gaat op aan boeken die in februari en in oktober 2024 verschijnen.

-----

Voor wie een handvat zoekt: met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar; met de pijl links vooruit naar het volgende. Handiger echter zijn deze links: daarmee ga je naar de inhoudsopgaven van 202320222021, 2020 (deel 1: A t/m F, deel 2: G t/m Ldeel 3: M t/m R, en deel 4: S t/m Z), 2019 en 2018 en de logboeken van 2017 en (enkele van) najaar 2016.

-----

Dat in het beeld de klok op vijf uur staat, is omdat mijn dag al zolang ik mij herinner, begint rond (en meestal al ruim voor) vijf uur 's morgens, hoe laat het 's avonds ook wordt. Sinds de zomer van 2022 sta ik op om steevast drie uur. Om te schrijven zijn het mijn meest productieve uren van de dag.

Week 13 - Toons toon

dinsdag 28 maart 2017

Wie had kunnen denken dat Toon Hermans (en hier) nog eens een plaatsje in mijn rubriek Gedicht Gedacht zou krijgen? Nou, ik niet! Maar vandaag vond ik de artikelen terug die ik eind jaren negentig schreef voor het kwartaalblad Doodgewoon. Tijdschrift over de dood. Eén van de afleveringen van een bloemlezing met toelichting rond literaire liedteksten over de dood ging over een tekst van Toon Hermans. Het artikel sluit ik af met een epiloog waarvan ik zelf stond te kijken.

Hans Dorrestijn schreef het lied Het kruispunt. Daarin beschrijft hij een autorit naar de Ardennen. Hij weet niet meer waar het was: Ergens in de Ardennen, waar ze ook nog door een grijs Belgisch dorpje gereden zijn. Ook daarvan is hij de naam al lang kwijt. En hij herinnert zich niet meer wanneer het was: Het was x jaar geleden [...]; nu ongeveer tien jaar geleden. En hij weet zelfs niet meer met wie hij was: Met Joop of met Henk [...]; geen idee meer met wie, waar 't gesprek over ging.  Maar één ding weet hij nog wel: zomaar een kruispunt, een nietszeggend kruispunt - wat huizen, wat bomen [...], wat bomen, wat huizen, een garagebedrijf... Daar moest hij - dat weet hij dan wèl zeker - linksaf. En dan eindigt hij met de zin: Vreemd, vreemd is de mens met zijn herinnering.

Vreemd ben ook ik met mijn herinnering. In 1993 schreef ik een monografie over Michel van der Plas. Uitspraken die Van der Plas daarin deed over Toon Hermans, maakten onze theaterclown ziedend. En dan geldt: als het bericht slecht is, doodt men de boodschapper. Hermans dreigde met juridische stappen wegens smaad en de manier waarop hij zich aan de telefoon tegen mij uitliet, zou, achteraf gezien, reden zijn geweest aangifte tegen hem te doen. Dat deed ik niet.

Ik liet de dreigementen van mijn schouders glijden en ging over tot de orde van de dag. Ik had echter niet gerekend op Hermans' wraakzucht. Toen ik in 1998 een bloemlezing samenstelde rond liedteksten over de dood en daarvoor ook een Toon-tekst koos, kreeg ik te verstaan dat hij geen toestemming voor publicatie gaf. En toen ik, als theaterrecensent voor
Trouw, aan de theaterkassa stond om mijn premièrekaarten voor zijn voorstelling af te halen, werd mij, ten aanzien van een volle theaterwachtrij, te verstaan gegeven dat de heer Hermans mijn aanwezigheid niet op prijs stelde en derhalve geen kaarten ter beschikking stelde. Trouw mocht in de loop van de tournee natuurlijk iemand anders sturen. Gelukkig bleek de krant solidair aan mij en Trouw schreef dat jaar niet. 

Om nu tot de kern te komen. Mijn beeld: daarna kwam het nooit meer goed. Nu de realiteit. In de epiloog van dat Doodgewoon-artikel, anno 2000, schrijf ik:

I
n 1998 weigerde Toon Hermans onverwacht toestemming te geven de tekst van De Dingen af te drukken in We gaan gelukkig dood, mijn bloemlezing van literaire liedteksten over de dood. Hoewel de uitgave met zijn tekst toen al in proefuitgave was verschenen, bleek Hermans zo resoluut in zijn weigering dat ik moest besluiten De dingen op het allerlaatste moment te vervangen door een andere tekst van een andere auteur.

Nu komt het:

Pas na het lezen van een aflevering van deze Doodgewoon-rubriek gaf hij toestemming de tekst op te nemen in dt blad. Dat was halverwege 1999, toen ik in het Lente-nummer  schreef over een tekst van de ook door herm zeer bewonderde Limburgse dichter-zanger Gé Reinders, met wie Hermans de laatste jaren intensief samenwerkte.
Het spijt me zeer dat ik vervolgens tot na Hermans' dood heb gewacht met het schrijven van deze aflevering over De dingen.

Kortom: dat het nooit meer goed kwam, klopt dus niet. Het kwam juist wel goed. Daarvan acte. En die tekst van Gé Reinders, waardoor Toon Hermans zich over zijn boosheid heen zette, komt binnenkort natuurlijk in Gedicht Gedacht.


Archief 2017