donderdag 16 juni 2016
Niet met de bedoeling over hen te schrijven. Alleen om deze grote vrienden weer te zien en weer te zien spelen. Daarvoor reden wij woensdagmiddag naar de Arenberg-Schouwburg in Antwerpen. Wij zagen Schoft eerder in de maakfase: heel vroeg in Arnhem en daarna nog twee keer in Den Bosch. Dat is alweer een half jaar geleden en toen waren materiaal, podiumbeeld en spel nog lang niet uitgekristalliseerd.
In de Arenberg spelen zij dit programma 24 keer voor elke avond 800 bezoekers: drie seizoenen achtereen in series van telkens vier dagen. Volgende maand tien keer in Gent en zo gaat die indrukwekkende Vlaamse speellijst door. Altijd uitverkocht en met een opvallend jong publiek, dat haast in toom gehouden moet worden in de hilarische scènes, maar toch moeiteloos meegaat in elke schurende en schrijnende omslag die, hoe abrupt soms ook, erop volgt. Het blijft een vreemd fenomeen: dat het vijftig kilometer verderop, in ons land, soms hard werken voor hen is in niet altijd volle zalen.
Ik schaam mij voor het feit dat wij, nuchtere Hollanders, de poëzie onvoldoende verstaan, de verbeeldingskracht niet doorvoelen, aan de ontroering te weinig boodschap hebben en het absurdisme laten stukslaan op onze ideeën over humor. Gelukkig zien de kenners het wel, want ook in de Nederlandse kranten is er louter lof. Terecht, want Schoft is veruit het aller- en allerbeste wat je als theaterliefhebber in de Nederlandse theaters kunt zien: een voorstelling over de wreedheid van de mens en de sterke schouders die nodig zijn om de kwetsbaren onder ons er doorheen te slepen, ondanks de magere troost dat alles moet verdwijnen en wij elkaar hoe dan ook op een keer toch zullen moeten missen, bijvoorbeeld door de dood. Wie deze dichtregels, van een Vlaamse auteur, bekend voorkomen, houdt van de broers Mich en Raf Walchaerts. Want over hen heb ik het: Kommil Foo, het duo dat per programma aan diepgang wint, omdat het leven door de jaren verder rijpt – door liefde, ouderschap en inzicht – en de mannen tot het uiterste gaan om zichzelf als hun materiaal in te zetten en, samen met hun vertrouwde klankborden, in te blijven zetten.
Ik schreef het al: ik ging niet naar de voorstelling om erover te schrijven en zal dat niet doen. Maar de scènes die ik al kende uit de inspeelvoorstellingen en sindsdien verder zijn ontwikkeld, maakten opnieuw enorme indruk. Zoals alleen al de openingsscène, met de visuele kracht van Rembrandts schilderij De Anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp. En zeker ook de zeer ingenieus opgebouwde sketch waarin de oom transformeert van de ontwapenende leukste thuis tot de meest verachtelijke ploert. Evengoed de krachtige liederen, zoals Trek je schoenen aan en Kom hier, troostrijke odes aan de daadkracht die ons moet behoeden. En dan het nieuwe materiaal, met als hoogtepunt een tweede Nicolaes Tulp, nu als degene die beslist over leven en dood: in een paar minuten transformeert de naakte mens van een krijsende boreling die zijn adem vindt tot de krijsende sterveling wiens adem stokt.

Ik zal er niet meer over zeggen, behalve dat ik al vanaf begin jaren negentig heel erg van deze twee mannen houd en het als een groot voorrecht beschouw hen artistiek en privé te kennen. We spraken elkaar gisteren tijdens het eten vooraf en het drinken erna, maar dat is altijd veel te kort. Als je elkaar ruim 25 jaar kent, heb je niet zoveel woorden meer nodig. Bovendien: dat bijpraten komt een volgende keer wel weer. Lezer, kijk eens naar de agenda op www.kommilfoo.be. Van januari tot juni 2017 veelvuldig in Nederland. Gaat het zien!