Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 dagelijkse en vanaf 1 januari 2020 wekelijkse, maar daarna toch weer iets vakere rubriek met gedichten en gedachten daarover. Het levensmotto blijft: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links naar het volgende. Handiger zijn deze links: daarmee ga je naar de 
inhoudsopgaven van 2024-1 (A t/m K) en 2024-2 (L t/m Z), 2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z), 
2022-1 (A t/m K), 2022-2 (L t/m Z) 2021-1 (A t/m K), 2021-2 (L t/m Z), 2020-1 
(A t/m K), 2020-2 (L t/m Z), 2019, 20182017 en 2016.

Week 53 - 195. Kees Torn: Huisje

zondag 31 december 2023

Vervolg van gisteren.


Na dertien jaar de herrie en de drukte van de stad 
De vrachten auto's en motoren en die irritante scooters  
Met hun schakelbakken, toerentellers, housemuziek en toeters  
En de volgepakte supermarkten ben ik alles zat   

Na dertien jaar die permanente file voor de deur 
Die voor de helft van het totaalgewicht bestaat uit installaties  
En het zenuwslopend, eeuwig offensief van renovaties  
En de criminaliteit en het geweld en de terreur  

Na dertien jaar van onderdrukking heb ik het gehad 
Ben ik het zat, te moeten leven als in tijden van bezetting 
En te zorgen met een zware, kilometerslange ketting 
Dat mijn fiets alleen aan stukken wordt getrapt en niet gejat    

Na dertien uit bed te zijn gehamerd en geheid
Op straat belaagd te zijn als levend doel voor de maniakken 
In hun moordmachines, moest ik nu mijn koffers maar eens pakken 
Want het heeft nu lang genoeg geduurd, het is de hoogste tijd  

Nu ben ik aan een pauze toe, aan ruimte en aan rust 
Ik wil de horizon, de lucht zien en het koren horen wuiven 
Ik wil bramen en jeneverbes en fluitenkruid en druiven 
Ik wil wonen in een huisje op de hei of aan de kust  

Nu wil ik bladgeritsel en het grazen van een koe 
Ik wil het fluiten van de vogels en het zoemen van de bijen 
Ik wil kreupelhout en velden en een bos en landerijen 
Ik ben hard aan uitgestrektheid en aan weidse verten toe  

Alleen natuur en stilte zonder burgers in de buurt 
Misschien een kinderloze landman op een afgelegen akker 
Maar in heel de streek geen sterveling, behalve dan de bakker 
En een onbeduidend winkeltje dat video's verhuurt  

En niet te ver van huis het liefst een goede slijterij 
Zodat ik niet alsnog de stad in hoef wanneer de whisky op is 
Als er verder maar een avondwinkel en een copyshop is 
En een dependance van mijn assurantiemaatschappij  

Een postkantoor maar dan wel eentje met een giromaat 
En helemaal onmisbaar is een bonafide vakgarage 
En een dumpzaak met de nieuwste snufjes in de etalage 
En een ijzerwarenhandel en een antiquariaat  

Zo lang er maar een degelijk sigarenmagazijn 
Een wasserette en een boekenzaak met schrijfbenodigdheden 
En een fitnesscentrum in de buurt zit, ben ik al tevreden 
En een spoorlijn want je moet er kunnen komen met de trein  

Een apotheek is ook wel handig en een reisbureau 
Een bioscoop, een restaurant, cafés, theaters en musea 
En een platenzaak en V&D en Blokker en Ikea 
En een snelweg en een vliegveld en een supermarkt en zo  

Ik heb er dus een vrij nauwkeurig beeld van wat ik zoek:
Een vrijstaand huisje in het achterland, verscholen tussen bomen 
In een ongerept natuurgebied waar niemand bij mag komen 
En dan verder al die dagelijkse dingen om de hoek

2000


Tot besluit van 2023 een keuze uit de eerste vier programma's. Bovenstaand lied zingt Kees Torn in Mooie boel (2000-2002), zijn vierde programma.

Het volgende lied komt uit Plek zat (1998-2000), de derde voorstelling, waarvan ook Streepjescode deel uitmaakt. In de toelichtingen schrijft Torn: Op mijn middelbare school, Westland-Zuid in Vlaardingen, moest je briefjes invullen als je te laat kwam, wat mij nogal vaak gebeurde. Dit was en van mijn smoesjes, van tevoren thuis al uitgetypt. Om de rector te sarren

Smoesjes 

Na al die tijd is het nog moeilijk om over te praten
Ik denk er nog altijd niet graag aan terug
Aan wat er mij toen overkomen is bij dat verlaten
Terrein bij de brug

Daar fietste ik net als zo vaak ’s morgens vroeg door het donker
Op weg naar de havo een halfuur van huis
En werd ineens opgeschrikt door een merkwaardig geflonker
En typisch gesuis

Het felle, verblindende schijnsel was niet te verklaren
En wat was de bron van dat vreemde geluid?
Het waren misschien de lantarens? Maar elke lantaren
Viel plotseling uit.

Ik wilde hier weg en ik fietste dan ook als bezeten
Toen kwam voor mijn ogen die brug overeind
En vluchtte ik naar een stuk grond met bouwvallige keten
Door hekken omheind

Het asfalt waarover ik reed, smolt ineens van de hitte
Mijn fietsbanden sprongen en ik kwam ten val
En voor ik mijzelf kon herstellen, omsloot mij een witte
Pulserende bal

Het was of ik door een soort stofzuigerslang werd gezogen
En in een naargeestige ruimte geplaatst
En schrok toen ik daar in reusachtige, gitzwarte ogen
Mijzelf zag weerkaatst

Het buitengewone, sciencefictionfilmachtige wezen
(Al had het op dat moment weinig fictiefs)
Begon met het middelste oog mijn gedachten te lezen
Dus dacht ik iets liefs

Maar voor ik het wist, overmanden ze mij met zijn vieren
En werden er experimenten gedaan
Hoezeer ik mijzelf ook verzette, dat stelletje klieren
Zat overal aan

Op weg naar hun eigen planeet werd ik verder bekeken
En zat toen ook nog eens een eeuwigheid daar
Voor mijn gevoel leken die zevenenzeventig weken
Wel anderhalf jaar

Gelukkig verliep de terugkeer naar Aarde voorspoedig
Waarbij haast mijn hart het van heimwee begaf
Al kon er bij hen na de landing niet eens een armoedig
bedankje vanaf

Die anderhalf jaar stond gelijk aan één aardse seconde
Op school was ik nog geen kwartiertje te laat
Maar dit keer had ik voor de rector tenminste gegronde
Excuses paraat

Maar twee lekke banden, dat ging zijn verstand al te boven
Dat vond hij al ongeloofwaardig veel pech
Dat ook nog de brug openstond, zou hij toch nooit geloven
Dus dat liet ik weg


Post komt uit de tweede voorstelling: Als ik het niet dacht (1996-1998).

Sinds kort heb ik een tweede baantje bij de posterijen 
Waar ik wat extra centjes mee verdien 
Voordien zat ik in al mijn vrije tijd maar wat te kleien 
Tot ik gewoon geen asbak meer kon zien  

En post bezorgen is veel leuker dan je zou verwachten 
Want als ik de Coulombstraat binnenkom 
Dan neemt Coulomb onmiddellijk bezit van mijn gedachten 
En vroeger dacht ik zelden aan Coulomb!  

Ik denk ook aan de Nederlandse dichter Herman Gorter 
Wanneer ik in de Gorterstraat moet zijn 
En in de Jan Calvijnstraat, die is namelijk wat korter 
Denk ik dus ook wat korter aan Colijn  

En fiets ik met de post bijvoorbeeld door de Delaunaylaan 
Dan denk ik aan de schilder Delaunay 
Maar ook volslagen vreemde namen tref je nogal veel aan 
En daar zit ik soms best een beetje mee  

Ik kén een Bob van Bree, alleen dan nog zou ik niet weten 
Waarom de Breestraat is genoemd naar Bob 
Veel vaker heten straten naar bijzondere poëten 
En daarin loopt de dichterswijk voorop  

Zodoende heb ik ook ontdekt dat ene Duitse Herder 
Een dichter is geweest en niet een hond 
En dat ook Gustav Holst een dichter was omdat zich verder 
Een Holststraat in de dichterswijk bevond  

Wie Eland, Snoeck en Wolf geweest zijn, weet ik ook intussen 
Want daarnaar heb ik onderzoek verricht 
Al weet ik niet wie Kalver was, of Smalle of Rochussen  
Of wát dat is, of zijn, of waar dat ligt  

Vergeefs heb ik in encyclopedieën zitten lezen 
Een beetje PTT’er doet dat wel 
Om uit te zoeken wie Gedempte of wie Dorps zou wezen 
Of Rond of Korte Dwars of Parallel  

Als ik de post weer in een nieuwe wijk moet gaan bezorgen 
Dan informeer ik bij de hele buurt 
Dus weest u niet verbaasd als het bij u vandaag of morgen 
Voor u de post krijgt ietsjes langer duurt


Bijna tot slot twee liedjes uit het debuutprogramma: Laat maar laaien (1995-1996): Realist en Gerlinde


Realist

[Beluister hier.]

Toen ik zes werd, kreeg ik allerlei cadeaus 
Een spaarpot van mijn oom voor al mijn centen 
Die dingen vond ik toen al waardeloos 
Maar tante gaf een sprookjesboek met prenten 
Het mooist van alles en na veel geblader 
Zag ik een draak met ridders in gevecht 
En op een zondag vroeg ik aan mijn vader: 
‘Papa? Draken? Bestaan die echt?’ 

En mijn vader liet niet eens zijn krantje zakken 
Om te zeggen dat die zeker wel bestonden 
En nog steeds de onvoorzichtigen verslonden 
Die probeerden om de schatten af te pakken 
Die die draken altijd in hun grot bewaken:
Gouden munten, diamanten en juwelen 
Die verbeten drakenvechters wilden stelen 
Maar de scherpe klauwen en de sterke kaken 
En de vuurstraal overleefde er niet een –  
Maar dat zei mijn vader niet. Hij zei slechts: ‘Neen.’ 

Er kwamen geen verzinsels aan te pas 
Hij maakte het niet mooier dan het was 

‘En trollen papa? Wat zijn trollen?’
Hij bleef rustig in zijn krantje zitten lezen 
En vertelde niet hoe zo'n kwaadaardig wezen 
Het zo lollig vindt, met kinderen te sollen 
Die hij zomaar wegrooft bij gewone lieden 
En dan in zijn hol gaat treiteren en plagen 
En bespugen, martelen en angst aanjagen 
Met zijn lodderoogjes die geniepig spieden 
Daarna vreet hij ze pas op en boert voldaan 
Maar mijn vader zei: ‘Die hebben nooit bestaan’ 

Er kwamen geen verzinsels aan te pas 
Hij maakte het niet mooier dan het was 

En toen ik in mijn sprookjesboek het plaatje van een engel vond 
Toen hoorde ik mijn vader zeggen: ‘Dacht je dat dat niet bestond?’ 
Kijk dan maar heel goed om je heen 
Want hier in huis daar is er een 
Die als geen ander van je houdt 
En van je broertjes allebei 
En van je zusje en van mij 
Dus, wees maar blij 
Dat papa met de liefste engel van de wereld is getrouwd’ 

Maar zoiets heeft mijn vader nooit gezegd 
Hij heeft niet eens zijn krantje weggelegd


Gerlinde 

[Beluister hier.]

Gerlinde was een oogverblindend, stralend mooie meid 
Tot spijt van iedereen met wie ze vroeger had gevrijd 
Zei zij: 'Ik denk dat ik wel op je val. Misschien val jij 
Op mij?' Ik kreeg geen woord naar buiten, maar ik knikte blij. 

Ze gaf meteen een zoen en maakte mij een compliment: 
'Je bent een leuke vent, een beetje bleek, maar alles went 
Je houdt toch wel van sporten? Je bent niet zo goed gebouwd 
Als Wout' (Een oude vriend maar ze bedoelde het niet fout) 

Om haar te amuseren, zong ik een lichtvoetig lied 
Wat niet veel indruk bleek te maken want wat zei die griet: 
'Ik moet wel om je lachen maar je bent toch niet zo goed 
Als Knud, die ook voortdurend van die malle dingen doet' 

Ze vroeg van alles over mij en ik vertelde droog 
Hoe hoog of mijn IQ was en hoe goed of dat ik loog 
Het gym was nog te min voor mij, maar ik was niet zo slim 
Als Wim, of Pim. Of Huub. Of Jan. Of Diederik. Of Tim. 

Op haar verzoek begaven wij ons naar een discotheek 
Waar bleek dat ik iets deed wat niet op discodansen leek 
Althans, ze zei dat ik beduidend minder soepel dans 
Dan Hans, Matthias, Rudi, Ivo, Olivier of Frans. 

Toen wij per fiets naar huis toe gingen, hielden we een race 
Ze prees mijn onvermoede spierkracht en zei: 'Beste Kees 
Je start heel energiek, maar verder fiets je niet zo hard 
Als Bart, Jacobus, Frederik, Ricardo, Nick of Mart.' 

Toch hebben we een tijdje toch iets met elkaar gehad 
Totdat ze door een ander alles over me vergat 
Stilaan zei ze geen woord meer en ze zag me niet meer staan 
Door Daan, die vuile gore asociale nymfomaan 

Nu sta ik op de namenlijst van haar verleden tijd 
Een feit dat mij niet opwindt, nee, mij krijgt die rare meid 
Niet boos. Ze is nu eenmaal net zo hart- en trouweloos 
Als Roos, Marie, Marlene, Petra, Karin, Esther, Ans, Yvette 
Marianne, Vivian, Esmée, Carola, Pien, Jolanda 
Paula, Ria, Esmeralda, Anneke, Babet, Anoushka 
Ellen, Wilma, Mayke, Mies, Cecilia, Yvonne, Wendy 
Carla, Willemijn, Odette, Sandra, Annelies en tante Toos


Helemaal tot slot, wederom van nieuwer tot ouder werk, nog enkele plezierdichten uit die vier programma’s: 1 en 2 uit Mooie boel, 3 en 4 uit Plek zat, 5 en 6 uit Als ik het niet dacht en de laatste twee uit Laat maar laaien.

1. 
Echt gebeurd
Mijn opa, een voormalig soldaat
Gaf mij een oude Duitse handgranaat
‘Die zie je tegenwoordig bijna nooit
Maar vroeger werd je ermee doodgegooid’

2.
Hooimeid
Lig ik me daar voor het eerst vergezeld
Van een vrouw in een hooiberg zeg, vind ik een speld!

3. 
Praatjes
De ouders hadden veel geduld en tijd in het begin
Om ieder kind te leren praten, maar bij nummer elf
Had vader daar geen tijd voor, moeder daar geen zin meer in
Bij nummer twaalf al helemaal niet, maar dat sprak vanzelf

4.
Voorgevoel
Ik ben een keer in Rotterdam, daar woonde ik toen pas
Door iemand vastgepakt die riep: ‘Dit is een overval!’
Terwijl ik in de krant die dag al over iemand las
Die altijd nietsvermoedende voorbijgangers bestal
Ik vroeg: ‘Bent u dat soms?’ en hij gaf toe dat hij het was
En moest me laten gaan, want dat vermoedde ik dus al

5.
Jij stond per ongeluk in mijn adresboekje onder de Z
Daarom heb ik je zo lang niet geschreven, Janet

6.
Mijn neefje, met wie ik eerst pimpampette
Al volgde hij de regels niet precies
Was eerlijker bij Russische roulette
Alleen, hij kon niet tegen zijn verlies

7.
Onlangs sprak een oude vlam mij aan
Of ik niet eens met haar uit wou gaan

8.
Examenkoorts
De eindexamenkandidaat
Door zenuwen verzwakt
Zocht in de kroeg zijn toeverlaat
En is daardoorgezakt

Archief 2023