woensdag 12 februari 2025
060.
Brief aan de poëzie
Vandaag zag ik een kleine vrouw
met duidelijke afstand
tot de arbeidsmarkt.
Ze droeg een rode regenjas.
Ze stond aan de vijver
naast het winkelcentrum
in een wolk van duiven, kauwen.
De vogels aten uit haar hand.
Boven op haar capuchon
zat een meeuw (Geïnteresseerd?
Stoïcijns? Niet goed te zeggen)
om zich heen te kijken.
Ik weet niet welke soort het was,
van meeuwen heb ik geen verstand.
Maar als het gaat om jou en mij
ben ik die vrouw.
De meeuw ben jij.
2025
Nummer 39 van literair tijdschrift De Revisor (april 2024) ging over wat poëzie is. De bijdrage van Ingmar Heytze aan dat themanummer is nu het openingsgedicht van zijn nieuwe bundel, getiteld Postkamer. Daarin lezen we zo’n zestig poëtische brieven.

Wat hebben de regen, de volwassenheid, de poëzie, het heelal en uw ex-geliefde met elkaar te maken? Ingmar Heytze schrijft ze een brief in zijn nieuwe bundel Postkamer. De dichter richt zich tot alle mogelijke wezens, dingen en begrippen. Het resultaat is een verzameling brieven in dichtvorm aan de mist, presentatoren, het stotteren, halfvergeten feestdagen, dasspeldmicrofoons en zo verder. Zelden kroop een dichter in één bundel in zoveel verschillende huiden, want wie je een brief schrijft ben je zelf: van boodschappenlijstjes tot spam, van dreigmail tot verlanglijst, van afscheidsbrief tot dwangbevel, van dickpic tot liefdesbrief. Het resultaat is een even breed als bont brievenboek in gedichten; Postkamer is de meesterproef van een van de vitaalste dichters van Nederland.
Deze vooraankondiging van de bundel heeft het achterplat niet gehaald; daarop kwam uiteindelijk alleen onderstaand briefgedicht te staan en niet deze tekst, die in zijn ogen misschien toch te uitleggerig is en bovendien leest als een reclameboodschap, zonder bij de kern te komen van Heytzes zo gegroeide dichterschap in het algemeen en van deze prachtige bundel in het bijzonder. Want de kwalificatie de meesterproef van een van de vitaalste dichters van Nederland, ja, die is absoluut terecht.
061.
Liefdesbrief
Regen, ik heb al je boeken. Ik las ze stuk.
Ik citeer ze in het weerbericht.
Ik lees ze voor aan kinderen in roze rubberlaarzen.
Ik val erop terug als mijn bestaan op pauze staat.
Je sloot me op, soms weken achter elkaar,
in lekkende tenten en houten vakantiehuisjes.
Je maakte kringen op de vijver
en de grote speurtocht viel in het water.
Ik denk wel dat ik van je hou, regen,
omdat je nu al zolang valt en niemand
raapt je op. Het stormt vandaag. Zojuist
veranderde je mijn geschminkte dochters
in verlopen clowns. Ze huilden, ze begrepen niet
wat voor geschenk je bent geweest, de avond
dat hun moeder maar bleef slapen
toen jij viel en viel en viel
tot na de laatste trein.