Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 dagelijkse en vanaf 1 januari 2020 wekelijkse, maar daarna toch weer iets vakere rubriek met gedichten en gedachten daarover. Het levensmotto blijft: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links naar het volgende. Handiger zijn deze links: daarmee ga je naar de 
inhoudsopgaven van 2024-1 (A-F), 2024-2 (G-K), 2024-3 (L-R) en 2024-4 (S-Z),
2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z), 
2022-1 (A t/m K), 2022-2 (L t/m Z) 2021-1 (A t/m K), 2021-2 (L t/m Z), 2020-1 
(A t/m K), 2020-2 (L t/m Z), 2019, 20182017 en 2016.

Week 23 - 323-324. Freek de Jonge [4/4]: Nu het nog kan

zaterdag 15 juni 2024


[Kijk en luister hier.]

Nu het nog kan, wil ik je verhalen horen
weten wat je weggegooid hebt, wat bewaard
weten waar je vader voor het eerst ontmoet hebt
wanneer je me verwekt hebt, hoe gebaard
Heb ik veel gehuild als kind, wat ik vergeten ben als man
en nu weer wil weten – nu het nog kan

Nu het nog kan, moet ik je meer omhelzen
weer terugverlangen naar je warme schoot 
je troosten met van jou geleerde woorden
de laatste angst wegnemen voor de dood 
Ik zou je vaker moeten voeden met kleine hapjes liefde en dan
met je huilen, moeder – nu het nog kan

Nu het nog kan, moet ik je in mijn armen sluiten
niet belast door leeftijd, schaamte, schuld
want die volmaakte baby werd iemand met gebreken
vooral een gebrek aan geduld 
Ik wil nog graag even je zoon zijn, je hand vasthouden, houden van
kind zijn, mama, ‘mama’ zeggen - nu het nog kan

O ja, ik weet best wat ik allemaal zou moeten
alleen, het komt er niet zo van
Ik zing erover in plaats van naar je toe te komen –  
nu het nog kan
En jij, mama, ben je te oud geworden, ben je misschien te bang
En zwijg je maar in plaats van los te barsten – nu…

1996


Vaders stem

[Kijk en luister hier.]

Zondagmiddag, negentienvijftig, met mijn vader naar de kerk
voor mij is het een wekelijks uitje, voor hem is het zijn dagelijks werk
Het kerkje staat in Brandeburen, ‘Heidenskip’ noemen de Friezen het
de garagehouder komt ons halen in zijn zwarte Chevrolet
De kosteres zet mij op mijn plaatsje in de ouderlingenbank
Ze geeft mij twee pepermuntjes. ‘Wat zeg je dan?’ Ik mompel: ‘Dank’
Als alle mensen zijn gezeten, verschijnt de ouderlingenrij
vader loopt daarin als tweede, klimt op de kansel, knikt naar mij

Jongetje op zondagmiddag, dat niets begrijpt, maar alles hoort
verliefd is op de stem van vader, die rustig voorleest uit Gods woord
In de verte loeien koeien, een eendenjager lost een schot
maar niets verstoort de stem van vader, die voorleest uit het woord van God

Terug in de consistoriekamer staan de thee en koekjes klaar
vader bevrijdt zich uit zijn toga en jaagt de brand in een sigaar
Maar ik heb eventjes geen aandacht voor de daden van mijn held
ik mag collectezakken legen, helpen bij het tellen van het geld
We rijden door de Friese weiden, benzine ruik ik, gier en hooi
De chauffeur vraagt hoe ik de preek vond, vader glimlacht, ik zeg: ‘Mooi’
Het is maar tien minuten rijden, thuis wacht moeder, nog meer thee
Ik mag de togakoffer dragen en een volgend keer weer mee

Jongetje op zondagmiddag, in de ban van vaders stem
dat niets begrijpt, maar heel goed luistert of hij zacht klinkt of met klem
Jongetje op zondagmiddag, dat niets begrijpt van de Heilige Geest
Maar weet dat die stem op zijn mooist klinkt als vader uit de bijbel leest

1994

Archief 2024