Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 dagelijkse en vanaf 1 januari 2020 wekelijkse, maar daarna toch weer iets vakere rubriek met gedichten en gedachten daarover. Het levensmotto blijft: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links naar het volgende. Handiger zijn deze links: daarmee ga je naar de 
inhoudsopgaven van 2024-1 (A t/m K) en 2024-2 (L t/m Z), 2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z), 
2022-1 (A t/m K), 2022-2 (L t/m Z) 2021-1 (A t/m K), 2021-2 (L t/m Z), 2020-1 
(A t/m K), 2020-2 (L t/m Z), 2019, 20182017 en 2016.

Week 20 - 262-264. Ted van Lieshout [3/4]: Geheim

zaterdag 25 mei 2024

Mijn broer smeet mij van de trap, zei hij.
In werkelijkheid gaf hij me zonder reden
een duwtje toen ik niet zag dat hij achter me
stond en toen viel ik per ongeluk, maar niet
omdat ik van de trap gesmeten was.

Ik viel negen treden naar beneden, bleef even
liggen om te voelen of ik nog heel was,
hoorde mijn broer lachen, werd razend,
stond op en stormde de trap op. Ik wilde
mijn broer de trap af trekken, maar

als ik zoiets zou doen, kon het gebeuren
dat hij doodging of voor de rest
van zijn leven verlamd raakte, dus ik mócht
hem van mijzelf niet aanraken, beschadigen,
onttrekken, in elkaar stampen, mijn broer.

Ik mocht hem alleen woest aankijken en
een vloek over hem uitspreken. Ik voorspelde
dat hij nooit een leuk meisje zou kunnen krijgen
en dat mijn verwensingen altijd uitkomen.
Wat niet zo was, want hij zei dat zoiets nóóit

zou gebeuren omdat hij óók op jongens viel.
Ik viel op slag honderd treden af naar beneden
en bleef geschrokken liggen. Mijn broer
had mijn geheim ontdekt en het met
het zijne triomfantelijk van de trap gesmeten.

2024


Op het idee voor dit boek kwam ik doordat ik al meer dan veertig jaar kleren bewaar van mijn broer, die in 1979 overleden is. De pet die ik van mijn vader heb, is nóg ouder: hij stierf in 1963. Ook heb ik nooit afscheid kunnen nemen van sommige kledingstukken die ik graag gedragen heb en waar ik op een dag niet meer in paste. Omdat ik dat oneerlijk vond voor kleren die minder favoriet waren, heb ik ook kledingstukken bewaard die ik niet zo mooi vond of die niet lekker zaten. […]
Ik heb altijd het idee gehad dat de kleren die je uitgedaan hebt zich op de een of andere manier herinneren dat jij erin hebt gezeten. Ik dacht: die kleren zijn eigenlijk een gedicht waaruit iemand verdwenen is. En zo kwam ik ertoe om een dichtbundel te maken met kleren in de hoofdrol…
Aldus Ted van Lieshout in het nawoord van Ommouw me.


Remise


Mijn broer is ziek of in de war.
Zijn lichaam beeft alsof hij bang is,
maar zijn ogen stralen rust uit
van zwart in het donker.

Hij vergeet waarheen hij gaat;
wij vinden hem terug in de laatste
bus naar nergens en geschrokken
geeft hij zich over aan het ziekenhuis.

Mijn zus gaat met hem strompelen.
Rond het gebouw duurt een uur.
Hij roept dat hij niet hoort
bij de andere gekken en verdrinkt

haast in de wastafel en in de vla.
Wij begrijpen niet en zien toe hoe
bij vlagen het leven nog aan hem trekt,
maar geven hem ten slotte terug
aan de remise.

Twee broers is de titel van de zesde afdeling en natuurlijk denk je meteen aan Van Lieshouts jeugdroman Gebr. (1996), waarvoor het overlijden van zijn jongere broer de aanleiding was. Diens ziekte en dood staan ook hier centraal.


Het afscheid

Wij werden wakker
en alles was anders.
De lucht was licht
alsof het geen nacht
meer was. Waar was
de nacht? Wij waren
alles kwijt. We zagen
het pas nu omdat het
licht geworden was.

Alles was veel erger
dan we hadden gedacht.
Alles was veel erger
dan we ooit hadden
kunnen denken.
Alles was veel erger
dan toen het nog nacht
was en we niets konden
zien, of in ieder geval
niet veel. Niet zo veel
als toen het licht was
en we zagen dat het
nooit meer goed zou
komen, nooit meer
zo goed als toen
het nacht was en
ongeveer zoals
we gewend waren.

Ik was de eerste die
opstond. Ik waste me
en poetste mijn tanden,
maar deze keer deed ik
het om niet te laten
merken aan mijn broertje
dat alles uitgekomen was.
Ik zei sta op, hoewel
ik wist dat het te laat
was. Het had geen zin
meer net te doen of
het nog nacht was,
nu alles voorbij was,
nu het geluk waarvan
we dachten dat het
ergens ver was,
duidelijk zichtbaar
nergens was en nooit
meer ergens zou zijn.

Sta maar op, zei ik
zacht en sloeg
de deken weg. Ik hoefde
verder niets te doen.
Mijn broertje zag
zelf ook wel dat alles
verloren was en stapte
dapper de dag uit,
met mijn hand nog
als het enige
waar hij zich aan
vast kon klampen.

Nogmaals het nawoord:
De meeste etiketten in de kleding in dit boek zijn eerst van de oorspronkelijke tekst ontdaan en daarna is er een eigen tekst in gemonteerd. Zoals in dit hoofdstuk bij de eerste drie foto’s van bloezen. Die erin gemonteerde teksten zijn: 

Draag mij. | Ik ben zo moe. 

Leg je kraag maar | op mijn schouder. | Ik draag je wel.

Laat mij slapen. | Dek mij toe. | Sluit mijn knopen. | Ik ben moe. 

Archief 2024