Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 dagelijkse en vanaf 1 januari 2020 wekelijkse, maar daarna toch weer iets vakere rubriek met gedichten en gedachten daarover. Het levensmotto blijft: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links naar het volgende. Handiger zijn deze links: daarmee ga je naar de 
inhoudsopgaven van 2024-1 (A t/m K) en 2024-2 (L t/m Z), 2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z), 
2022-1 (A t/m K), 2022-2 (L t/m Z) 2021-1 (A t/m K), 2021-2 (L t/m Z), 2020-1 
(A t/m K), 2020-2 (L t/m Z), 2019, 20182017 en 2016.

Week 20 - 252-255. Bette Westera [3/3]: Wachtende...

dinsdag 21 mei 2024

Wachtende gedachte

Ik zit in de wachtkamer van de gedachten
te wachten totdat ik een keer word gedacht.
Ik zit hier al zeker twee weken te wachten.
Ze kletst en ze kwebbelt, ze praat en ze lacht.
Ze babbelt met alles en iedereen mee.
Ze klept en ze keuvelt, maar nadenken, nee.

Ik trek aan de bel, maar ze wil me niet horen.
Ze wil me niet denken, ze ratelt maar door.
Ik zit hier te wachten voor dovemansoren.
Ik kom in haar blik op de wereld niet voor.
Ze geeft me geen ruimte, ik mag er niet zijn.
Ik wacht tot ik langzaam maar zeker verdwijn.

2023


Vervolg van gisteren.

Appels (vijf rijpe), ballon, beeld, bergschoenen, bezem, bruidsjurk, cadeautje, donderbui, eikel, fopspeen, (wachtende) gedachte, geheim en gestolen fiets… – Zo voelt dat behandelt veertig dingen. Op alfabetische volgorde, maar is daarin niet consequent. Vijf rijpe appels vallen onder de A en de Wachtende gedachte staat bij de G, maar in Gestolen fiets draait het niet om het zelfstandig, maar het bijvoeglijk naamwoord – de G van gestolen dus en niet de F van fiets.


Gestolen fiets

Ik had een kinderzitje voor, zo’n zitje met een stuurtje.
Daar had hij geen behoefte aan, dat nam hij dus niet mee. 
Waar zou het zijn gebleven? Ik heb echt geen flauw idee.
Ik mis het niet, ik heb alleen zo’n heimwee naar mijn schuurtje. 

Mathilda ging een boodschap doen, het duurde maar een uurtje.
Er stonden nog twee fietsen, maar die heeft-ie laten staan.
Het was haar eigen schuld: ze had me niet op slot gedaan.
Ik neem het haar niet kwalijk, maar ik mis mijn eigen schuurtje.

Nu sta ik in de regen in een steegje, naast een muurtje.
Mathilde koopt waarschijnlijk weer gewoon een nieuwe fiets.
En hij is minder zwaar dan zij, dat is tenminste iets.
Ik heb alleen zo’n vreselijke heimwee naar mijn schuurtje.


Graf (van een merel), Hondendrol, Ingezakte taart (bij de I), maar Afgedankte jas (bij de J), Kaars, Kabouter, Kookwekker, Krokusje, Kudde schapen, Lantaarnpaal, Losgeraakte knoop, Luie stoel, Moeilijke som, Onontdekte Rembrandt, Paraplu, Sloopkogel en Smeltende gletsjer… – we zijn pas dertig dingen onderweg. 


Smeltende gletsjer

Ik ben ontstaan op Groenland, in de zeventiende ijstijd.
Daar groeide ik gestaag, tot in het late pleistoceen.
Maar tegenwoordig raak ik elke zomer bakken ijs kwijt.
Ik smelt, net als de minder grote gletsjers om me heen.

De krachten vloeien uit mijn lichaam weg met rasse schreden.
De warmte maakt mij machteloos en zwak. Ik brokkel af,
en alles wat ik ooit heb opgebouwd in het verleden
raast daverend omlaag naar wat mij wacht: een zeemansgraf.

Ik zwijg. Een jaar geleden ging mijn laatste tong verloren.
Nooit zal ik meer zo groot en indrukwekkend zijn als toen.
Al kon ik nog in tongen spreken, niemand zou me horen.
Ik smelt mijn einde tegemoet en kan er niks aan doen.


De laatste tien: Stuiterbal, Traphekje, Vliegenmepper, Voeten in te kleine schoenen, Vogelnestje, Waterval, Weggeefwinkel, Het winnende doelpunt, Zoekgeraakt puzzelstukje en Zoen…  Na deze eerste serie kunnen Westera & Weve nog wel even vooruit!  


Zoekgeraakt puzzelstukje

Ik ben van alle stukjes blauwe lucht het meest gevreesd,
omdat ik straks zal blijken te ontbreken.
Ze is de hele avond lang naar mij op zoek geweest.
Ze heeft zo’n beetje overal gekeken,
maar tevergeefs, nu zit er in de lucht een gapend gat.
Dat had er niet gezeten als ze mij gevonden had.

Ze zocht op tafel én eronder, maar ze zag me niet.
Ze had ook moeten kijken met haar ogen,
niet met haar neus. Ik dacht nog zo: ik hoop dat ze me ziet!
Ze zag me niet. Ze heeft me opgezogen.
Nu zit ik in haar Miele, naast de scherven van die vaas.
Een stoffig stukje blauwe lucht, voor altijd zoek. Helaas…

Archief 2024